Meditaties
U bent voorbeelden geworden voor alle gelovigen…. (1 Thess. 1: 7)
Een voorbeeld!
Een voorbeeldige gemeente. Model christenen. Dat waren ze in Thessalonica. Let wel: voorbeelden geworden! Ze waren dat niet uit zichzelf! Ze hadden zichzelf ook niet tot een voorbeeld gemaakt. Ze waren het geworden! Dankzij de Heere God! Hoe dat in z’n werk was gegaan? Ze hadden het woord van God aangenomen (vers 6). Dat is altijd de bedoeling van de verkondiging. Toen en nu! Waarom laat God Zijn woord verkondigen? Niet om u een half uurtje bezig te houden. Te vermaken. Enkele interessante ogenblikken te bezorgen. Het wordt verkondigd opdat je het aanneemt. Opdat het je leven gaat beheersen. Dát was gebeurd in Thessalonica en zó waren ze voorbeelden geworden! Er ging een roep van hen uit. Van u uit heeft het Woord van God luid geklonken (vers 8)! Hun manier van geloven, hun doen, hun laten, hun hele houding werkte als een versterker voor het Woord van God. U weet wel wat een versterker is? Die vermenigvuldigt het geluid. Die doet het geluid krachtiger klinken. Zo lieten de christenen van Thessalonica het woord van God luider, doordringender, klinken in heel de omgeving. Er ging een roep van hen uit.
Een voorbeeld?
Een voorbeeldige gemeente. Model christenen. Letterlijk! Ze zijn een voorbeeld, ze staan model voor u/jou/mij. Wordt door onze manier van leven het Woord van God versterkt? Of… is het zo dat ons leven zoveel wanklanken voorbrengt, zoveel valse tonen laat horen, dat het woord van God daardoor wordt overstemd? Als dat zo is, dan wil dit Schriftgedeelte ons persoonlijk, ons als gemeente, beschamen. Als dat zo is, dan wil dit Schriftgedeelte ons persoonlijk, ons als gemeente oproepen, aansporen ons leven te veranderen. Zodat we voor anderen een voorbeeld worden. Zodat je anderen jaloers maakt.
Hun verleden
U bent voorbeelden geworden! Ik welk opzicht dan? Dat had te maken met drie dingen. Het verleden. Het heden. De toekomst. Hun verleden werd beheerst door afgoden (vers 9). Waaruit die afgoden precies bestonden, dát staat er niet. Misschien knielden ze wel letterlijk voor één of ander beeld. Misschien maakten ze een knieval voor de afgod van het geld. Misschien waren ze wel helemaal in de ban van de afgod van de sport. Waaruit die afgoden precies bestonden, dat staat er niet. Dat doet er ook niet toe. Alles waar het hart meer naar uitgaat dan naar de Heere, alles wat hoger genoteerd staat dan God, dat is een afgod. God neemt geen genoegen met een gedeelte negende of een tiende plaats. Ik hoop dat u zegt: als ik eerlijk ben, zo was het in mijn leven. Inderdaad, dat is mijn verleden ten voeten uit, Maar nu…. het heden… dat is dankzij Gods genade anders. Ik dien nu de levende God.
Hun heden
Dat is het tweede wat Paulus schrijft over de gemeente van Thessalonica. Hun heden! Waarin zijn ze nog meer een voorbeeld? Nu dienen ze de Heere! (vers 9). Er staat letterlijk: als een slaaf dienen. Wat is kenmerkend voor een slaaf. Die had geen eigen wil, die kon niet z’n eigen gang gaan. Die moest doen en laten wat zijn meester bepaalde. Zo was het nu bij de christenen van Thessalonica. Zo waren ze voorbeelden geworden. Zo dienden ze de Heere. Wat geweldig als dat ook ons heden mag zijn. Dat er gezegd kan worden: hij/zij dient de Heere! Nee, niet in dode godsdienstige vormen. Nee, niet in een paar vaste rituelen. Maar in het leven van elke dag. In concrete situaties. Wat zou het mooi zijn als ons ochtendgebed zou zijn: Zie, Heere, hier ben ik! Tot Uw lof en dienst bereid! Neem vandaag mijn leven, laat het Heer, toegewijd zijn aan Uw eer!
De toekomst
U bent voorbeelden geworden. Ook, in de derde plaats, ook met het oog op de toekomst! Ze verwachten Gods Zoon uit de hemel (vers 10). Verwachten… dat is wat anders dan afwachten. We zullen wel zien! Verwachten… dat wil zeggen: ervan uitgaan. Er rekening mee houden. Je leven er door laten bepalen. Als er in een bepaalde woning een voorname persoon wordt verwacht, dan wordt er van tevoren koortsachtig gepoetst en geboend. Zo is het ook als je het hoogste bezoek verwacht, wat er te verwachten valt: Jezus, de koning der koningen! Jezus verwachten is werken. Je levenshuis met bezemen keren. Misschien moeten we er ons levenshuis eens op nakijken? Er zijn misschien kamers waar het stof duimendik ligt en waar de zondewalm je tegemoet komt. Is dat Jezus uit de hemel verwachten? Ons levenshuis met bezemen keren! Dan moeten de afgoden de deur uit. Dan moeten we vandaag nog onze lauwheid, onze onverschilligheid, onze liefdeloosheid bij het vuilnis zetten. Dan wordt de levende God vol overgave gediend.
Jezus verwachten!
Jezus verwachten…. waarom doen die christenen in Thessalonica dat? Met eerbied gezegd: wat is er zo bijzonder aan Jezus? Hij verlost van de toekomende toorn (vers 10). Over de toorn van God wordt niet zo veel gesproken. Veel mensen vinden dat God geen reden heeft om te toornen. Wat hebben zij misdaan? Anderen vinden dat God en toorn helemaal niet bij elkaar passen. God is toch liefde? God is een bewogen God. God is een God vol emoties. Gods toorn is Gods ‘nee’ tegen de zonde. Stel je voor dat God alles maar goed vond! Stel je voor dat het God onverschillig liet hoe wij leefden. Alleen een God die liefheeft, kan toornen. Alleen een God die liefheeft, zegt ‘nee’ tegen de zonde.
Waarom verwachten die christenen in Thessalonica Jezus? Hij had voor hen de toorn van God gedragen! Ze zagen niet zozeer uit naar een betere wereld. Ze zagen uit naar een Persoon. Een persoon die hun hart gestolen heeft. Wat is een betere wereld zonder Jezus?
Heere, duurt het nog lang voordat U wederkomt?
Leer ons als kinderen Uw komst verwachten
Die op hun vingertjes de dagen en de nachten
Aftellen, wanneer Vader komt!
ds. F. Wijnhorst
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
(N)ooit één woord……………
Och, was mijn heer maar bij de profeet die in Samaria is… (2 Koningen 5: 3)
Een goed woord over Jezus
Heb jij ooit wel eens een goed woord gesproken over Jezus? Spontaan. Vrijmoedig. Dat was één van de vragen tijdens de catechisatie. Eén van de jongeren zei heel eerlijk: ik vind dat moeilijk. Ik ben niet zo vlot van de tongriem gesneden. Ik herken me in Mozes. Toen God hem riep zei hij: neemt U mij niet kwalijk. Ik ben niet zo’n goede spreker. Ik kan nooit de juiste woorden vinden. Een ander herkende zich in Jeremia. Die vond zichzelf te jong. Te onervaren. Die was bang dat men hem zo onder de tafel zou praten.
Je zou zeggen: acceptabele verontschuldigingen. Hoewel… Een derde wees terecht op Gods reactie. God zei niet tegen Mozes en Jeremia: hoe heb Ik dat over het hoofd kunnen zien! Goed dat jullie het tijdig zeggen. Dan kan Ik nog omkijken naar een ander. Nee, God zei: ga! Mijn kracht wordt in jouw zwakheid volbracht!
Een Joods slavinnetje
We kwamen op dat Joodse slavinnetje dat in het huis van de Syrische generaal Naäman terecht was gekomen. Op een bepaald moment bleek dat Naäman een dodelijke ziekte onder de leden had. Wat zei dat meisje toen, heel spontaan? “Wij, in ons land, in onze godsdienst, wij hebben een profeet, Elisa, die kan, door Gods genade, alles”! Dat kleine meisje getuigde. Liefdevol. Ongevraagd. Hoe? Wanneer? Het staat er niet! Misschien heeft ze het gewoon onder het werk, terwijl ze bezig was met de afwas, tegen de vrouw van Naäman gezegd. Mijnheer zou bij de profeet Elisa moeten zijn! Heel kinderlijk. Heel eenvoudig. Zij weet het adres en ze geeft het door.
Gunnend! En het resultaat? God zegende het eenvoudige woord van dit meisje. Naäman ging op reis en kwam genezen en gelovig terug! Prachtig toch? Waar een paar woorden goed voor zijn!
Een aangrijpend gedicht
Het deed mij denken aan dat bekende gedicht over die rechterbuurman. Misschien kent u het wel. Het gaat als volgt:
hij had een maagkwaal en is doodgebloed.
Hij had zich hier een goed bestaan verworven,
ik vraag me af, hoe hij het boven doet.
Hij was een trouwe man en zorgzaam vader,
zijn doodsbericht laat daar geen twijfel aan.
Een boos gezwel zat op een hoofdslagader,
geen zorg of trouw maakt zoiets ongedaan.
Hij heeft gedacht aan hen die achterbleven,
een joch van drie en nog een jonge vrouw;
een assurantiepolis op zijn leven,
dat was dan voor ’t geval hij sterven zou.
En dat is zo gebeurd; er was geen vechten tegen,
het flitsend mes van de chirurg ten spijt.
Hoe zwaar zal nu zijn zorg en trouw gaan wegen,
gewogen in de waag der eeuwigheid?
Ik vrees voor hem, dat hij zijn goede zorgen
slechts tot en met de dood heeft uitgestrekt,
het brood voor heden en de huur voor morgen –
en dat verzekering niet alle schade dekt
Ik vrees dat ondanks deskundig overleggen
hij déze schade zelf niet heeft begroot.
Ik had ook, toen ’t nog kon, hem moeten zeggen
zich te verzekeren voor ná de dood.
Want ‘k vrees, dat hij alleen en zeer verlaten
het goddelijk gericht moet ondergaan.
Wat kan, in dit gericht, een mens nog baten
als Jezus zèlf niet voor hem in wil staan?
Doch, wat ook ’t deel zij, dat hij heeft verworven,
Het is voorbij, voor hem is ’t pleit geslecht.
Mijn rechterbuurman is vannacht gestorven,
en ik heb nooit één woord tot zijn behoud gezegd.
Een schuldbelijdenis
Een indrukwekkend gedicht. Aangrijpende regels. Regels die je bij blijven. Bijvoorbeeld: hen, die achterbleven. Een joch van drie en een nog jonge vrouw….
Bijvoorbeeld: de vergeefse operatie. Het flitsend mes van de chirurg ten spijt….
Of: Jezus, dé Advocaat, waar geen beroep op werd gedaan! Wat kan, in dit gericht, een mens nog baten als Jezus zèlf niet voor hem in wil staan?
Wat me vooral bijblijft is de regel bij die de dichter aan zichzelf wijdt. Die schuldbelijdenis. Ik heb nooit één woord tot zijn behoud gezegd.
(G)een woord!
Misschien dat iemand denkt: ik? Moet het dan van mij komen? Ik ben toch geen dominee? Geen zielzorger? Ik ben toch maar een ‘leek’? Ben ik mijns broeders hoeder?!
En: hoe vaak moet je dan spreken? In elk geval was het bij de dichter, en hij stelde dat achteraf met wroeging vast: nooit! Was het maar ‘ooit’ geweest! Ooit een keer! Dat was voor die rechterbuurman misschien net genoeg geweest. Dat had hij misschien z’n leven lang onthouden.
Vooral dat ene woordje klaagt aan: één. Had ik maar één woord tot zijn behoud gezegd. Tot behoud van je buurman. Eén woord. Dat is niet veel bij alle woorden die we spreken. Eén woord. Eén zin. Dat kan voldoende zijn. Vanwege de genade van God, Die belooft dat het met zo’n woordje kan gaan als met een graankorrel.
Dat het dertig of zestig of zelfs honderdvoudig vrucht kan dragen. Dan is dat ene woord genoeg!
Heb je wel eens een goed woord gesproken over Jezus? Ooit? Of………. nooit?!
ds. F. Wijnhorst
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Het fotoalbum van Petrus
De Parel van grote waarde
Het koninkrijk der hemelen is gelijk aan een koopman die mooie parels zoekt…. (Mattheus 13: 45)
Drie-in-één
Langs de snelwegen kom je ze vaak tegen. Van die zuilen met een driedubbele reclame. Vijf seconden voor een Duits automerk. Vijf seconden voor een Japans fototoestel. Vijf seconden voor een Nederlands biertje. Drie-in-één. Hoe vaak overkomt je dat niet bij de Bijbel? Al mediterend ontdek je iets nieuws. Iets verrassends. Neem deze gelijkenis. Je bent geneigd om te letten op die koopman. Maar je kan ook je oog laten vallen op die parel. En wat dacht je van die hoge prijs die hij er voor moest betalen. Drie boodschappen van God in één gelijkenis!
De koopman
Wie wordt er met de koopman bedoeld? Er zijn uitleggers die zeggen: hij lijkt sprekend op u, op mij! Want zoeken, handelen, investeren, wie doet dat niet? Wie is er niet op zoek naar mooie parels? Voor de één is dat misschien een bepaalde sport. Je wilt een grote ster worden. Dat kost inspanningen. Dagelijkse trainingen. Enorm veel geduld. Voor een ander is dat een fijne baan. Daar geef je heel wat voor op. Je tijd. Je krachten. Je vrienden. Voor een derde is dat de drank. Helaas heeft u niet in de gaten dat dát een namaakparel is. Imitatie. U betaalt dat met uw naam. Uw gezondheid. Uw huwelijk. Zó probeert iedereen te verkrijgen waar z’n hart naar uitgaat. Soms is het een mooie parel. Echt de moeite waard. Soms is het namaak. Dan kom je bedrogen uit.
De parel
Wie of wat is die ene kostbare parel? Misschien denkt iemand aan z’n pasgeboren kind. Je zegt: hij is het voor mij. Dé parel van grote waarde. Misschien wijs jij naar je meisje. Zij is het voor mij! Dé parel van grote waarde! Volgens deze gelijkenis is het iets anders. Iemand anders. Jezus! Hij is dé Parel van grote waarde! Want door Jezus ontvang je het! Vergeving van zonden. Vrede met God. Eeuwig leven. Maar daar moet je dan niet aan voorbij zwemmen! Dan moet je Hem wel opduiken! Dan moet je hart er wel voor opengaan! Anders zie je niet hoe rijk je wordt door Jezus! Integendeel, dan zeg je: Jezus dienen? Jezus vertrouwen? Jezus gehoorzamen? Is dat dé Parel?! Kom nu! Dat maakt je leven somber. Gebod op gebod. Regel op regel. Waardeloos!
De vondst
De man in de gelijkenis vindt die parel na lang speuren. In die andere gelijkenis – de schat in de akker – vindt die man de schat bij toeval. Zomaar. Blijkbaar kan je op verschillende momenten, op verschillende manieren dé ontdekking van je leven doen! Overigens wie tegen dé Parel van grote waarde aanloopt, wie Jezus vindt, die wordt voor een keuze gesteld. Het is geen vrijblijvende vondst. Die koopman moet kiezen! Hij wil hem dolgraag hebben. Dat kan maar op één manier. Hij gaat heen! Hij verkoopt alles wat hij bezit. Merkt u het? Jezus vinden, dé Parel van grote waarde, dat heeft consequenties. Er hangt een prijskaartje aan! Het kost offers! Dat kan je baan zijn. Je hobby’s. Je uitgaansleven. Of bepaalde zondige gewoonten! Je koppigheid. Je gierigheid. Je geroddel. Je trots. Je wrok. Laat het los. Zonder verlies, zonder zelfverloochening, komen we nooit het koninkrijk der hemelen binnen!
Tussen haakjes…. Is het u opgevallen? Hij stelt de koop niet uit. Van uitstel komt vaak afstel. De duivel zegt altijd: ik zou het morgen maar doen. Tijd genoeg. En de volgende dag zingt ‘ie hetzelfde liedje. Zó wordt het op de lange baan geschoven! Die koopman kocht hem zo snel mogelijk. Nee, het ging hem niet aan z’n hart om alles op te ruimen. Soms zijn er christenen bij wie je van blijdschap over dé Parel weinig kunt merken. Ze kijken met scheve blikken naar wat ze hebben prijsgegeven. Ze hebben er wel afstand van gedaan. Maar blijkbaar niet van harte.
Dé Koopman
Andere uitleggers zeggen: die koopman is Jezus Zelf! Wat vond Hij op deze aarde? Mensen. Diep gevallen mensen! Wij zouden zeggen: waardeloos! Die kan je zo afschrijven. Maar in de ogen van Jezus zijn wij parels. Daarvoor wilde Hij bukken. Diep bukken. Daarvoor wilde Hij Zich laten vastspijkeren aan het kruis. Wij zijn duur, héél duur gekocht! Ja, maar ik ben toch geen parel? Ik ben eerder een gebarsten knikker, die achterblijft in de knikkerzak omdat niemand hem meer wil. Weet: Jezus’ liefde zocht mij en Zijn bloed dat kocht mij, door genade ben ik een kind van God! Ik hoef dus niet te denken dat ik minderwaardig ben! Omdat ik er niet uitzie. Omdat ik niet zo goed mee kan op school. Omdat ik het niet zo ver heb geschopt in de maatschappij. Omdat ik nooit aan een man of een vrouw ben gekomen. Omdat ik uit zwakheid steeds weer in zonde val. Ik mag het uit de mond van Jezus horen, en daardoor krijgt mijn leven glans, de glans van een parel: weet je dat de Vader je kent?! Weet je, dat je van waarde bent?! Weet je dat je een parel bent?! Een parel in Gods hand!!
De stad met de paarlen poorten
De hemel, het nieuwe Jeruzalem, in Openbaring wordt het genoemd: de stad met de paarlen poorten. Wie daar welkom is? Dat kan je niet verdienen! Dat hoef je niet te verdienen! Er is een Koopman, Die alles heeft gegeven om u te kopen. Hij wil u/jou een plaats geven in het nieuwe Jeruzalem. U/jij laat die plaats daar, dicht bij Hem toch niet leeg? Dé Parel van grote waarde. Jezus! Echt of imitatie…..Waar leeft u voor? Jij?
ds. F. Wijnhorst
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
DRIE FOTO’S
Jezus stak meteen Zijn hand uit en greep hem vast.. (Mattheüs 14: 31)
Het fotoalbum van Petrus
Mattheüs toont ons drie foto’s uit het leven van Petrus. Ze zijn betrekkelijk kort na elkaar genomen. Toch staat hij er heel verschillend op. Zeker de ene valt mooier uit dan de andere…
Petrus, de heldhaftige
Op de eerste foto zien we een enthousiaste Petrus. Hij ziet Jezus op het water wandelen en hij vraagt: Heere, gebied mij tot U te komen. Wat moet je van die woorden zeggen? Waaghalzerij? Nee, het is meer. Uit die woorden spreekt diepe liefde. Tijdens die kritieke momenten op het water, heeft zijn bange hart naar Jezus gesnakt. Nu Jezus daar is, wil hij zo dicht mogelijk bij Jezus zijn. Uit die woorden spreekt ook geloof. Meester, als U in staat bent over de golven te lopen, dan kunt U ook mij laten komen. En daarom, als het van Jezus mag, dan springt hij overboord!!
Petrus heeft het niet eerst met één voetje geprobeerd. Als Jezus hem uitnodigt, dan loopt hij in een vurig geloof naar Jezus toe. Hij loopt daar niet om zichzelf te bewijzen. Hij loopt daar omdat hij het waagt met het woord van Jezus. Dat is geloven. Alles durven loslaten. De schepen a.h.w. achter je verbranden. Jezus had immers gezegd: Kom! En op het woord van Jezus kan je toch aan? Nooit kan het geloof toch teveel verwachten?!
Ik hoop dat de foto van uw leven veel mag lijken op deze foto van Petrus. Maar als alleen deze foto van Petrus in de Bijbel zou staan, dan zou ik me geen raad weten. Als de boodschap van de Bijbel zou zijn: kijk maar goed naar deze foto. Want zó moet je zijn. Altijd! Eerlijk gezegd, dan zou de schrik me om het hart slaan. Wat is de Heere daarom goed dat Hij óók die andere foto in de Bijbel heeft laten afdrukken.
Petrus, de zinkende
Laten we eerlijk zijn: foto’s waar wij niet zo goed op staan, die plakken wij niet in. Wat is het heerlijk dat deze tweede foto van Petrus niet is weggemoffeld. Petrus zinkt weg in het water. Hoe komt dat? Wat is er veranderd? Niets! Alleen de blik van Petrus. Hij verliest een moment Jezus uit het oog. Hij kijkt naar de golven die hij op zich ziet af komen en….. hij zinkt. Hij zinkt omdat hij twijfelt. Twijfelen….. daar zit het woordje twee in. Naar twee kanten kijken. Wat herkenbaar!
Nee, dit is niet de mooiste foto van Petrus. Maar ik ben wel heel blij dat deze foto in de Bijbel staat! Want als ik wegzink – en ik ben al zo vaak weggezonken – dan mag ik weten dat ook deze foto, toch een foto is een van een kind van God. Begrijp me goed, ik ga het klein geloof niet aanprijzen. Er is geen enkel excuus voor Petrus. Toch… zou dat wegzinken misschien niet goed zijn geweest voor Petrus? Want als Petrus niet was weggezonken, weet u hoe deze geschiedenis dan misschien was afgelopen? Met een hoeraatje voor Petrus! Geweldig, wat een man! Wat een geloof! Petrus was met de eer gaan strijken. Nu staat Jezus in het middelpunt. Zij aanbaden Hem, zeggende: waarlijk U bent Gods Zoon.
Petrus, de vastgehoudene
Petrus wordt gered, enkel en alleen omdat Jezus hem vastgrijpt. Hij roept: Heere, behoud mij! In zijn afhankelijkheid steekt hij zijn handen naar Jezus uit. En dan zien we niet een Jezus, Die zegt: eigen schuld! Dan zien we een Jezus, Die Zich neerbuigt over Petrus. Een Jezus, Die terstond Zijn handen uitsteekt! Ziet u in gedachte dat beeld voor u? Maak er even een foto van! En als ik u een raad mag geven? Geef die foto een ereplaats in je huis. In je hart. In je leven. Kijk elke dag naar die foto! Petrus, de vastgehoudene! Van ogenblik tot ogenblik. Nee, niet Petrus, de vasthoudende. Maar, Petrus de vastgehoudene!
De mooiste foto?
Drie foto’s. Welke ik de mooiste vind? Ja, die eerste is mooi. Toch geef ik de voorkeur aan de laatste. Weet u waarom? Omdat ik op die foto a.h.w. een kind zie. Klein. Zwak. En zeg nou zelf: lijken wij dáár niet heel vaak op?! Weet dan dat de handen van dat kleine kind vast en veilig liggen in de sterke, reddende handen van Jezus. Jezus, Die gezegd heeft: niemand zal degenen die van Mij zijn uit Mijn hand rukken! Daarom:
Wees niet bevreesd wanneer de golven stijgen,
zodat het water tot de lippen komt.
Met een wenk doe ik de winden zwijgen
en zee en aarde liggen als verstomd.
Wees niet bevreesd wanneer de nacht gaat vallen,
wees niet bevreesd wanneer het donker wordt,
hier is Mijn hand, wees maar niet bang te vallen!
Ik houd je vast, mijn macht schiet nooit tekort!
ds. F. Wijnhorst
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Dagelijks tot Zijn lof en dienst bereid!
Wees standvastig, onwankelbaar, altijd overvloedig in het werk van de Heere (1 Korinthe 15:58)!
Een zinnetje om Amen op te zeggen!
De bovenstaande woorden komen uit het slot van 1 Korinthe 15. In dat hoofdstuk verdedigt Paulus met kracht en klem de opstanding der doden! Eerst had hij een uitroepteken gezet achter Jezus’ opstanding! Toen had hij een uitroepteken gezet achter de opstanding van hen die in Jezus ontslapen zijn. En tenslotte had hij het geheim verteld van de wederkomst. En nu verwacht je eigenlijk dat Paulus een punt zet. Dit is toch een happy end? Eind goed, al goed?! Eeuwige vreugde! Eeuwige vrede! Voor allen die geloven! God zij dank Die ons de overwinning geeft door onze Heere JezusChristus! Een prachtige zin om amen op te zeggen!
Een komma
Maar… Paulus zet nog geen punt. Hij zet een komma. Hij voegt er nog een vers aan toe. En dat vers, dat laatste zinnetje, gaat niet over die schitterende toekomst. Niet over het leven straks. Maar over het heden. Over het leven hier en nu. Vreemd? Sommigen vinden van wel. Ze vinden dit zinnetje maar een aanhangsel. Ze vinden dat het er eigenlijk niet bij hoort. Maar dit laatste vers, dit ene zinnetje, zou je de toepassing kunnen noemen van Paulus’ hele preek. Paulus is geëindigd met de jongste dag. Eens als de bazuinen klinken. Maar dat is toekomstmuziek. Dat wacht. Maar wat heb je daar dan nu aan? Uitzien naar de jongste dag, verlangen naar het moment waarop de bazuinen zullen klinken, dat maakt toch niet wereldvreemd? Levensmoe? Integendeel! Weten wat je te wachten staat, dat is een geweldige ruggensteun voor het leven nu! Dat geeft moed! Kracht! Volharding!
Een appèl
Daarom sluit Paulus zijn verhaal niet af met een blik op het hiernamaals. Hij sluit af met een appèl, een oproep voor het hier en nu! Hij roept die broeders en zusters op het er niet bij te laten zitten, maar door te gaan, te volharden! Daarom dan, mijn geliefde broeders wees standvastig, onwankelbaar, altijd overvloedig in het werk van de Heere….. Daar gaat het om! Je niet van het Evangelie laten afbrengen om des te overvloediger te kunnen arbeiden!
Altijd overvloedig…..
Wanneer je een beker steeds bijvult met water, dan loopt hij tenslotte over. Dat is overvloedig zijn. Zo vervult met de liefde van Christus, dat je alleen maar dienstbaar wilt zijn. Het tegenovergestelde is: de kantjes er vanaf lopen. Altijd wachten tot een ander het werk al heeft opgeknapt. Telkens nee zeggen als er een beroep op je wordt gedaan. Beknibbelen op Gods dienst. Bezuinigen. Ik heb nu wel genoeg gedaan. Ik vind het welletjes. Altijd overvloedig! Altijd! Niet af en toe. Niet te hooi en te gras. Niet alleen als het ons uitkomt. Niet alleen bij de klusjes die ons wel liggen. Wat is het mooi om aan het begin van de dag te knielen voor God, om die dag te wijden aan God. Om te bidden: Heere, hier ben ik! Tot Uw dienst en lof bereid!
Werk van de Heere….
Dat is wat een volgeling van Jezus mag doen! Dat vraagt onze volledige inzet. Onze totale betrokkenheid. Dat vergt onze tijd. Onze krachten. Onze gaven. Altijd overvloedig in het werk van de Heere….! Elders zegt Paulus: al wat je doet, doet het van harte, als voor de Heere, en niet voor de mensen!! Het is het werk voor de Heere. Het is vooral het werk van de Heere. Het is en blijft Gods eigen werk! Niet ons werk. Wij mogen alleen meewerken. Gods medearbeiders zijn. Dat maakt ons bescheiden. Afhankelijk. Het is werk voor en van de Heere! Die wetenschap maakt ontspannen! Het is Gods werk! Dan staat Hij er Zelf voor in. Dan zorgt Hij zelf voor de vrucht.
Niet tevergeefs
Paulus zegt dat ook met zoveel woorden: daar u weet dat uw inspanning niet tevergeefs is in de Heere! Inspanning. Het woord in het Grieks geeft aan dat het zware arbeid is. Moeitevolle arbeid. Het gaat niet vanzelf. Het kost zweet en tranen. Soms val je er bij neer. Soms zeg je: nu kan ik echt niet meer. Soms lig je er van wakker. Wat een arbeid! Toch spoort Paulus aan altijd overvloedig te zijn! Ik kan me voorstellen dat die christenen in Korinthe, dat iemand denkt: wat verwacht Paulus wel van ons? Waar ziet hij ons voor aan? We zijn toch geen superchristenen? Daarom heeft Paulus het over inspanningen ‘in de Heere’! Dat wil zeggen: in gemeenschap met de Heere! In afhankelijkheid van de Heere! In de kracht van de Heere! Dat is de voorwaarde! In de Heere! Dat betekent niet: succes verzekerd! Dat betekent wel: vrucht gegarandeerd!
Jezus leeft!
Laten er geen misverstanden zijn! Waarom doet Paulus dit appèl? Omdat Jezus leeft!! Al voel je je misschien onbekwaam. Ongeschikt. Al zie je steeds je falen. Je fouten. Al is het soms moeizaam. Het is geen onbegonnen werk! Niet tevergeefs! Want…. en dat is de toepassing van 1 Korinthe 15: Het is Pasen geweest! Het graf is open! Jezus is opgestaan!
In Egypte vuurde Napoleon zijn troepen aan door ze te wijzen op de piramiden. De oude koningsgraven die op hen neerzagen! Paulus wijst op iets beters! Hij wijst op het open graf! Hij wijst op een levende koning! En in de zekerheid van de eind – overwinning spoort hij aan om vol te houden. De uitkomst staat bij voorbaat vast! Daarom: God zij dank, Die ons de overwinning geeft door onze Heere Jezus Christus!
U zij de glorie, opgestane Heer!
U zij de victorie, nu en immermeer!
ds. F. Wijnhorst
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Geen kwaadwillige verlating!
Ik ga heen om een plaats voor u gereed te maken! (Johannes 14: 2b)
Afscheid
We ontmoeten Jezus in gesprek met Zijn discipelen. Jezus vertelt over Zijn vertrek. Dat Hij teruggaat naar Z’n Vader. De discipelen zitten stil te luisteren. Ze zijn wat van hun stuk gebracht. In verwarring. Wat doet Jezus? Hij steekt ze een hart onder de riem! De volgelingen vermoeden dat er ramp in aantocht is. Maar wat er gaat gebeuren – Jezus’ vertrek – dat is een zegen! Want wat zegt Jezus? Zoiets als: aan alle goede dingen komt een einde? Dat zeggen wij vaak. Maar dát zegt Jezus niet! Want aan het goede – Zijn goede werk voor ons – komt bij Zijn afscheid geen einde!
Zijn werk hier op aarde is afgelopen. Dat was fase één! Maar Zijn werk in de hemel gaat voort! Dat wordt fase twee!
Kwaadwillige verlating?
Jezus is er niet opeens vandaar gegaan. Stiekem. Het is bij Hem bepaald geen kwaadwillige verlating. Dáár wordt zo over gesproken wanneer een man zijn vrouw en kinderen in de steek laat. Hij laat ze dan zitten. Hij keert niet meer terug. Hij kijkt nooit meer naar ze om. Jezus vertelt open en eerlijk wat Hij gaat doen! Ik ga heen…. om een plaats voor u gereed te maken!
Je zou toch totaal iets anders verwachten?! Je zou je toch heel goed kunnen indenken dat Jezus, na alles wat er op deze aarde is gebeurd, de deur hard achter zich had dicht geslagen. Dat was eens maar nooit meer! Of dat Hij bij Zijn vertrek had gezegd: bonjour! Het is volbracht! Na gedane arbeid is het zoet rusten. Ik heb nu recht op pensioen. Of – om de kerkelijke term te gebruiken – Ik ga met emeritaat. Ik ben uitgediend. Ik doe niets meer.
Hij gaat vooruit!
Jezus laat Zijn volgelingen niet in de steek! Je moet maar denken aan een gezin dat gaat emigreren naar een ander land. Pa gaat alvast vooruit om alles te regelen. De overtocht. De aankomst. Vooral de woonruimte. Zo’n vader laat z’n gezin niet in de steek. Integendeel. Hij is heel actief voor ze bezig. Dag en nacht. En als alles gereed is, dan kan aan de overtocht worden begonnen. Zo gaat Jezus heen om een plaats gereed te maken in het Vaderhuis met de vele verblijven.
Het Vaderhuis
Ik heb eens aan een kind gevraagd of hij dat wilde tekenen. Wat tekende hij toen? Een flatgebouw. Verschillende verblijven naast elkaar en boven elkaar.
Begrijpelijk. Maar bedoelt Jezus zoiets? Nee! Jezus bedoelt vooral dat er bij God geen woningnood is. Geen plaatsgebrek. Er is volop plaats bij God. Vele verblijven! En dan niet voor een poosje. Nee, voor altijd. Jezus heeft het immers niet over tijdelijke onderkomens. Hij heeft het niet over logeergelegenheden. Hij heeft het niet over tenten. Nee, Hij heeft het over verblijven, woningen! Hier op aarde is een christen – als het goed is – een tentbewoner. Ja toch? Iemand onderweg! Een pelgrim! Gij weet o God hoe ‘k zwerven moet op aard…… Maar in de hemel komen die pelgrims thuis. Voorgoed. Voor eeuwig.
Via de Middelaar
Ik ga heen… om een plaats voor u gereed te maken! Ik! Alleen via Jezus is er een plaats! Ik heb eens iemand horen zeggen: het Vaderhuis heeft vele verblijven. Goddank! Want waren het er maar een paar, dan viste ik vast en zeker achter het net. Ik ben tenslotte ook geen heilig boontje. Maar nu, nu het zoveel zijn….. nu zal er vast wel eentje voor mij bij zijn! Wie een klein beetje nadenkt, die beseft dat dit een domme redenering is. Dat het Vaderhuis vele verblijven heeft, is heerlijk! Maar dat garandeert mij nog geen verblijf. Dan moet ik aankloppen bij Jezus Die de verblijven verdeelt. Nee, ze zijn niet te kopen! Nee, ze zijn niet te kraken. Ze worden uitgedeeld. Genadig uitgedeeld. Wij zeggen wel eens: daar heb je een kruiwagen voor nodig. Zo gaat dat wel eens bij een woningstichting. Zonder kruiwagen kom je er niet tussen. Maar om bij God aan een verblijf te komen heb je een Middelaar nodig. Het is geen kwestie van inloten! Dan heb je geluk. Of pech. Zo willekeurig gaat God niet te werk. God eist evenmin dat wij een bepaald bedrag op tafel leggen. Dat we een aanbetaling doen. Nogmaals: het zijn geen koopwoningen. Goddank! Je zult maar geen cent hebben om God te betalen. Het zijn verblijven die worden verdeeld en waar je gratis mag wonen.
Welke brievenbus?
Voor wie is deze boodschap bestemd? Wordt deze boodschap in alle brievenbussen van deze wereld gestopt? Nee! Het adres staat er nauwkeurig bij! Ik ga heen om plaats voor u gereed te maken! U! Dat zijn Jezus’ volgelingen. Dat zijn hele gewone mensen. Geen geestelijke hoogvliegers. Geen geestelijke elite of zoiets. U! Jezus zegt dat tegen Thomas. We merken dat hij een aarzelend mens is, iemand met de nodige twijfels. Jezus zegt dat tegen Mattheüs. We weten uit het Evangelie dat hij een tollenaar was, een man met een zwart verleden. Jezus zegt dat tegen Petrus. Het is algemeen bekend dat hij Jezus verloochende toen het hem te heet onder de voeten werd. Jezus zegt dat ook tegen Thaddeüs en Alfeüs, mannen van wie wij niets weten, stille, bescheiden volgelingen die op de achtergrond zijn gebleven! U!
God stelt Zijn huis open voor zulke mensen! Voor dit gezelschap! Toch…. Ook al zijn deze volgelingen heel verschillend, bekend, onbekend, één ding hebben ze gemeenschappelijk! Ze hebben allemaal een relatie met Jezus. Ze kennen Jezus.
Heel persoonlijk! Ze hebben een band met Hem. Heel intiem. Tegen zulke mensen zegt Hij: Ik ga heen om een plaats voor u gereed te maken!
Welkom!
U! Toe….! Vul uw eigen naam eens in! Nee, niet vlotweg. Nee, niet even gauw zoals je een formulier invult. Maar doe het vol verwondering! Dan weet u als uw aardse huis wordt afgebroken, dat u een gebouw bij God hebt! Dan kunt jubelen, vol aanbidding:
Ik zie een woning, wijd open staan,
waardoor het licht komt stromen,
daar mag ook ik naar binnengaan,
om vrede te bekomen!
Genade Gods, zo rijk en vrij,
die woning staat open, ook voor mij!!
ds. F. Wijnhorst
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Een intens bewogen God!
(In al hun benauwdheid was Hij benauwd. Jes. 63: 9)
Spaans benauwd
Je ziet het gebeuren. Een kind krijgt een snoepje van z’n moeder. Het schiet in zijn keel. Ergens halverwege blijft het zitten. Hij krijgt het verschrikkelijk benauwd. Z’n gezicht krijgt een paarsrode kleur. Gelukkig is moeder nog in de buurt. Ze weet hem zo beet te pakken en vast te houden dat het snoepje weer terugschiet. Een enorme schrik. Voor het kind. Die dreigde te stikken. Voor moeder. Die moest vliegensvlug ingrijpen. Wie van die twee had het nu het meest benauwd? Dat is moeilijk te zeggen. Toen dat verschrikkelijke incidentje voorbij was, hadden zowel het kind als z’n moeder het angstzweet op hun voorhoofd. Het kind had het Spaans benauwd gehad. Maar daardoor óók z’n moeder.
Een betrokken God
Zó was God in het verleden ook, bedoelt de bidder van Jesaja 63. Zó’n Vader voor Zijn kind, het volk Israël! In al hun benauwdheid was God benauwd! Hij denkt aan het meest benauwde moment uit de geschiedenis. Het verblijf in Egypte. De band tussen God en Zijn volk was zo nauw, zo innig, dat Hij Zich hun situatie aantrok. Dat slavenwerk. Die zweepslagen. Die jongetjes in de Nijl. God kreeg het er als het ware Zelf benauwd van.
Benauwde momenten.
We hebben allemaal wel eens onze benauwde momenten. Letterlijk. Dat je naar adem hapt. Figuurlijk. Dat je een boodschap hoort en het is alsof ze je keel dichtknijpen. Zo was het op deze aarde niet! God had deze aarde, ons zo geschapen dat we onbezorgd konden ademhalen. Helaas: we zijn ongehoorzaam geweest. Daardoor is deze aarde een plaats geworden waar je soms dreigt te stikken.
Laten stikken?
God dank, God heeft ons – als ik het zo mag zeggen – niet laten stikken! Letterlijk! Figuurlijk! Hij kwam in Jezus naar deze aarde. Jezus was in al onze benauwdheden benauwd. Ik denk aan dat moment in Gethsémané. Wat is Hij bang. Benauwd. Hij houdt Zich niet groter dan Hij is. Hij klaagt Zijn benauwdheid aan zijn drie meest intieme vrienden. Wie heeft daar geen behoefte aan? Een open oor, een open hart voor wat je de keel doet dichtknijpen. Wat komt Jezus zo heel dichtbij ons! Ik denk aan het moment waarop Hij met dat kruis op Zijn schouders sjouwt. Wat heeft Hij het benauwd! Tot stikken toe! Ik denk aan het moment waarop Hij hangt aan het kruis op die openbare executieplaats Golgotha. Wat heeft Hij het benauwd! Hij versmacht van de dorst. Hij schreeuwt het uit! Zo benauwd als Jezus heeft niemand het ooit gehad. Wie kan er ooit zeggen: in Uw benauwdheid was ik benauwd?! Niemand! Hij was alleen. Helemaal alleen!
Angstzweet
Benauwde momenten. Ik geef het toe! Er is zoveel te klagen, er is zoveel geween, en zoveel leed te dragen. Ik wil daar niets aan afdoen! Toch… hebt u het wel eens benauwd gehad vanwege uw zonde? Ik denk aan die moordenaar aan het kruis. Hij beseft dat hij zeer binnenkort God moet ontmoeten. Hij krijgt het Spaans benauwd! God kan hem alleen maar veroordelen. In Zijn benauwdheid roept Hij Jezus aan! Wilt U aan mij denken! Ik houd de adem in. Wat zal Jezus tegen hem zeggen? Hoor! Jij mag straks bij Mij zijn! Altijd! Zonder één greintje ademnood! Ik zal hoogst persoonlijk met de zakdoek van Mijn liefde het angstzweet van je voorhoofd wissen!
In de ruimte
Ik denk tenslotte aan het laatste moment. De dood. Eenmaal als de stonde slaat, dat dit lichaam sterven gaat! Wat kan de gedachte daaraan je benauwen! Hoor! Hij, Die in al onze benauwdheden benauwd is geweest, geeft raad: roep Mij aan in de dag van benauwdheid, Ik zal U eruit helpen, en u zult Mij eren! God is met recht een Hulp in benauwdheden.
Ik werd benauwd aan alle zijden,
maar riep de Heer’ ootmoedig aan!
De Heer verhoorde mij in ’t lijden
En deed mij in de ruimte gaan!
ds. F. Wijnhorst
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Op de tribune
Wij zijn immers een schouwspel geworden voor…… de engelen (1 Korinthe 4: 9b)
Toeschouwers
Misschien bent u er weleens geweest. In de Arena. In de Kuip. Om op het puntje van je stoeltje te zitten. Om de prestaties van die 22 man te volgen. Om je adem in te houden als één voetballer een aanloop neemt voor een strafschop.
Wist u dat er ook naar christenen wordt gekeken? Niet alleen hier op aarde. Ook vanuit de hemel. Hoeveel mensen op aarde daar mee bezig zijn…. kijken hoe christenen hier leven, hoe wij het er van afbrengen, wat we doen, wat we laten, dat weet ik niet. Maar vanuit de hemel moeten het honderdduizenden engelen zijn. Paulus was zich daar diep van bewust!
Zijn leven hier op aarde was verre van gemakkelijk. De ene keer werd hij in de gevangenis gegooid. De andere keer werd hij geslagen. Een derde keer gestenigd.
Paulus schreef destijds aan de christenen in Korinthe: wij zijn voor heel de wereld een schouwspel geworden. Voor de engelen. En voor de mensen.
Strijden
U zult wel eens gehoord hebben dat ze vroeger van die amfitheaters hadden. Een openlucht schouwburg. Die hadden, in een halve cirkel, oplopende zitplaatsen. Daar werd toneel gespeeld. Duizenden mensen zaten naar zo’n toneelstuk te kijken.
Vroegers hadden ze ook arena’s. Daar vonden gevechten plaats. Soms op leven en dood. Misdadigers, die ter dood veroordeeld waren, moesten met elkaar vechten. Ook daar werd op de tribune naar gekeken. Aan het begin van zo’n voorstelling stelden de kampvechters zich voor de loge van de keizer op. Ze riepen in koor: morituri te salutant. Zij, die gaan sterven, groeten u!
Zó voelt Paulus zich ook. Een strijder. Hij zegt op een bepaald moment tegen de jonge Timotheüs: strijd de goede strijd van het geloof! Geloven…. God dienen…. Dat is bepaald geen makkie! Geen spelletje. Dat is bittere ernst. Een strijd.
Op de tribune
Naar een voetbalwedstrijd zitten soms miljoenen mensen bij de tv te kijken. Toch… wil je werkelijk de sensatie ervaren van zo’n wedstrijd, dan moet je in het stadion zijn. Op de tribune. Tussen het publiek. Tussen de voor- en tegenstanders. De één is supporter voor de ene partij. De ander leeft juist mee met de andere partij. Negentig minuten spanning. Wie zal er winnen?
Voor- en tegenstanders op de tribune…. Wist u dat er zó ook naar christenen wordt gekeken? Zowel goede als kwade engelen kijken toe. In spanning. Wie zal er winnen? Neem het boekje Job. In dat boek vraagt God aan satan: heb je ook gelet op mijn knecht Job? Nou en of, zegt de satan, de kwade engel! Hij let blijkbaar op gelovige mensen. Hij let juist op gelovige mensen. Wees daarvan bewust: onze verrichtingen, uw doen, jouw laten, het wordt door de satan nauwlettend gevolgd!
Maar… óók door de engelen! Zij zien onze strijd. Onze moeiten. Onze inspanningen. En ze leven hartstochtelijk mee! Nee, ze kunnen het niet van ons overnemen. Je moet zelf de goede strijd van het geloof strijden. Maar, nogmaals, de engelen leven wel intens met je mee!
Supporters
Een bekende straf bij het voetballen is spelen zonder publiek. Dan moet je spelen in zo’n groot, leeg stadion. Dat schijnt iets verschrikkelijks te zijn. De supporters worden enorm gemist. Ze zijn van groot belang. Daarom is een wedstrijd uit, heel wat anders dan een wedstrijd thuis. Strijd de goede strijd van het geloof! Dat hoeft u niet in uw eentje te doen! Vergeet je supporters niet! De engelen! Uw leven wordt gadegeslagen door een duizendkoppig publiek!
Waarom leven we dan soms alsof we alleen op het veld staan?! Bij het voetballen zie je het vaak aan het eind van een wedstrijd gebeuren. Dan lopen de spelers naar het vak waar hun supporters zitten om hen te bedanken. Misschien zou u bij uw dienen van God eens wat meer moeten denken aan ‘het publiek’. Aan je supporters. Vanuit de hemel leven de engelen mee. Uw strijd is hun strijd!
Juichen!
En reken er maar op…. Als je één keer een goede keuze in je leven maakt, als je een keer ‘nee’ zegt tegen een verleiding, als je een keer knielt voor Jezus, dan breken de engelen uit in gejuich!
Want dát wordt in de Bijbel wel duidelijk! Engelen maken zich druk om het behoud van een mens. Wij feesten als iemand jarig is of als iemand trouwt. We houden een fuif als er iemand geslaagd is. Maar als mensen, als u, u overgeeft aan God, dan wordt dát uitbundig door de engelen gevierd!
Zó kostbaar is een mens, Zó waardevol bent u blijkbaar in hun ogen!
ds. F. Wijnhorst
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Een dagelijks recept!
Werp al uw zorgen op Hem, want Hij zorgt voor u (1 Petrus 5: 7)
Wakker liggen
Onlangs sprak ik met haar. Dat gemeentelid. Ze lag ’s nachts soms uren wakker. Ze piekerde zich suf. Over haar kinderen. Die zagen de kerk nooit meer van binnen. Die wisten hun Bijbel niet meer te vinden. Die begonnen te eten zonder gebed. Ze kreeg het er benauwd van. Over haar gezondheid. Ze was bij de dokter geweest. Ze zou eind van de week de uitslag te horen krijgen. Zorgen. Of je wilt of niet, ze zijn er, elke dag weer. Kleine zorgen. Grote zorgen. Soms lig je te woelen in je bed. Soms lig je uren te tobben.
Goedkoop
Petrus geeft het advies: ‘Werp al uw zorgen op God, want Hij zorgt voor u’. Een prachtige tekst. Daarover zullen wij het in dagen van voorspoed spoedig eens zijn. Maar in dagen van tegenspoed?! Wat kunnen dan mooie en goedbedoelde woorden goedkoop in de oren klinken. Maar Petrus weet uit eigen ervaring maar al te goed dat er voortdurend allerlei dingen zijn die zorg, die moeite, die verdriet geven. Hij heeft dat aan den lijve ondervonden. Maar hij weet ook nog iets anders. Hij weet dat er een recept is, een dagelijks recept, waardoor die zorg, die moeite, dat verdriet te dragen is. Niet door er voortdurend over te tobben. Niet door er altijd onder te zuchten. Niet door er telkens andere mensen mee lastig te vallen. Maar door alles in gebed te brengen bij God.
Open adres
Eigenlijk is het een wonder dat dát adres een open adres is. Een adres waar je altijd terecht kunt. Het zou eigenlijk vanzelfsprekend zijn, wanneer uitgerekend dát adres een gesloten adres zou zijn geweest. Immers, wij mensen hebben zelf God de rug toegekeerd. Wij hebben zelf de deur bij God in het slot geworpen. Zeg nou zelf: had het dan niet vanzelfsprekend geweest wanneer God had gezegd: kom nu met al je zorgen, al je moeite, al je verdriet niet bij Mij! Maar dat kon God niet over Zijn hart verkrijgen. God kon het niet aanzien dat u en ik onder onze zorgen zouden bezwijken. Daarom heeft Hij Zelf de deur tot Hem geopend. Jezus Christus is gestorven aan het kruis. Zó heeft Hij de deur tot God geopend. Zó heeft Hij er voor gezorgd dat er bij God een open adres is waar je dag en nacht terecht kunt. Jezus heeft gehangen aan het kruis. Met wijd uitgebreide armen. Die uitgebreide, uitnodigende armen roepen ons toe: werp al uw zorgen maar op Mij!
Loslaten
Petrus schrijft dus niet: houd je maar taai. Of: berust maar in je lot. Of: probeer er ondanks de situatie toch nog wat van te maken. Nee, hij zegt: werp! Dat is best een apart woord. Maar het geeft wel exact aan wat ons te doen staat met onze zorgen. In het woordje ‘werpen’ zit iets van gooien. En gooien doen we als we kwaad zijn, als dingen ons niet lukken. Gooi zo uw zorgen op de Heere. Kom er maar vooruit dat u er zelf niet uitkomt. In het werpen zit ook iets van loslaten. Van afstand doen. Nee, we moeten onze zorgen, onze moeite, ons verdriet niet vasthouden. Niet koesteren maar loslaten.
Alles
Petrus heeft het over al uw zorgen. Alles. Er is voor God niets te klein. Niets te gering. Maar er is voor God ook niets te groot. Te zwaar. Werp! Wat? Nou, al uw zorgen waar u mee naar bed gaat en waar u mee opstaat. Dat kan te maken hebben met uw wankele gezondheid. Met de levensweg van uw kinderen. Met uw geloof. Met uw eigen verhouding met God. Misschien zit het woordje van de Statenvertaling nog in uw hoofd. Al uw bekommernissen! Ik denk aan die ene bekommernis. Die bekommernis waar David van spreekt in Psalm 38. Hij zegt: ik ben bekommerd vanwege mijn zonde! Dat is een bekommernis, een verdriet, een pijn, dat hij een God, Die zo goed is verdriet heeft gedaan! Hoe je die bekommernis kan kwijtraken? Hetzelfde recept! Werpen op God! Ik beken, Heere, aan U oprecht mijn zonden, ik verberg geen kwaad, dat ik mij wordt gevonden!
Een belofte
Werp al uw zorgen op Hem. Dat is een bevel. Maar Petrus vult het aan met de reden waarom het kan: want Hij zorgt voor u! Dat is een belofte. Je kunt het ook zo vertalen: Want u gaat Hem ter harte! Wat een troostvolle gedachte! Hij laat mij niet aan m’n lot over. Hij vergeet mij niet. Hij verliest me niet uit het oog. Uit het hart! Hij zorgt voor mij! Hij zal nooit tegen me zeggen: Kom met die zorgen niet bij Mij. Want die kan Ik niet dragen. Integendeel. Wat Zijn liefde wil bewerken, ontzegt Hem Zijn vermogen niet.
Ga maar slapen
Neem deze liefderijke raad ter harte! Zeg er ‘Amen’ op! Laat deze God, met zijn uitnodigende handen die alles willen dragen, niet staan!
Werpt u vanavond nu eens al uw zorgen
op Hem Die nooit Zijn kinderen verliet.
En slaap dan rustig tot de nieuwe morgen.
U denkt toch niet dat God geen uitkomst ziet?!
ds. F. Wijnhorst
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Als de laatste zandkorrel valt……
Leer ons zó onze dagen tellen, dat we een wijs hart verkrijgen (Psalm 90: 12)
Een zandloper
Heeft u wel eens naar zo’n zandloper gekeken? Als hij pas is omgekeerd. Het volle glas boven. Het lege glas onder. Wat kan het dan lang duren voordat het bovenste glas is leeggelopen. Eindeloos lang. Tenminste, zo lijkt het als je er naar zit te kijken. In het begin lijkt het wel alsof er helemaal geen schot in zit. Traag, heel traag, stroomt het dunne straaltje zand naar beneden. Maar dat is het begin!
Naarmate het onderste glas voller en voller wordt, en het bovenste glas leger en leger, lijkt het wel alsof het zand steeds sneller en sneller begint te stromen. Op het laatst is het nauwelijks meer bij te houden. Zo snel vliegt het zand door de opening heen. Nog voordat je het in de gaten hebt, dan glijden de laatste korrels zand in het onderste glas en….. de tijd is om. Heeft u wel eens naar zo’n zandloper gekeken? Want zo verloopt ons leven!
Eeuwig èn vergankelijk
Psalm 90 is een gebed van Mozes. Hij spreekt van hart tot hart met God. De Heilige Geest heeft de deur van Mozes’ binnenkamer op een kier laten staan. Wij mogen meeluisteren naar wat Mozes tegen God zegt. Al voor de bergen geboren waren, was U er al. Wij zijn als het gras dat ‘s morgens groeit en bloeit, groen, fris, en dat ‘s avonds alweer verdort. Eeuwig èn vergankelijk!
Heilig èn zondig
Maar God is niet alleen de Eeuwige! God is ook de Heilige! De God, Die geen zonden kan zien! Die geen zonden duldt! Zelfs geen verborgen zonden. Stiekeme zonden waar niemand anders iets van weet! Met het oog daarop zegt Mozes: Wij vergaan door Uw toorn! Wij worden door Uw grimmigheid verschrikt! ‘t Gaat dus om twee dingen! Wij zijn vergankelijk! Maar daar blijft het niet bij. Wij zijn ook schuldig!
Dagen tellen
Met het oog daarop bidt Mozes: leer ons zo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart ontvangen! Tellen. Wanneer tel je? Wat tel je? Datgene wat je waardevol vindt. Datgene waar je het totaal van wilt weten. Datgene waar je niets van verloren wilt laten gaan. Zó moet je je dagen tellen. De dagen die je hebt gehad. De dagen die je nog krijgt. Tellen. Zorgvuldig tellen. Want Mozes is van een ding overtuigd: straks, als de laatste zandkorrel valt, dan zal er een ontmoeting plaatsvinden met die eeuwige, heilige God! En dan? Mozes beseft: je moet je op deze ontmoeting voorbereiden. Hoe dan? Door je dagen te tellen! Onze dagen. Dat wil zeggen: de dagen die God ons geeft. De dagen die ons toebedeeld zijn. Een lied zingt: God woog mij af, wat mij Zijn gunst wou geven, schreef in Zijn boek, hoe lang ik hier zou leven, lang, eer Hij mij het leven gaf. We hebben onze dagen gekregen van God. Wij hebben zoveel zandkorrels in de zandloper van ons leven, als we oud zullen worden. Hoeveel zandkorrels er in zitten weten we niet. We weten wel dat het een keer op is. Mozes zegt: het zijn 70 jaren. Of als we zeer sterk zijn 80 jaren. En wat daarboven komt is een toegift. Extra zandkorrels.
Optellen en aftellen
Hoe moeten we nu tellen? Het zal in de eerste plaats wel optellen zijn. Als we jong zijn doen we dat met vreugde! Elke dag is er gelukkig een bij! Ik ben nu bijna….. Als we ouder worden dan houdt dat een beetje op. Dan schrikken we als we die getallen zien oplopen. De jaren vliegen! Wat gaat het snel! Waar blijft de tijd?!
Tellen. Optellen. Dat mag! Met dankbaarheid! Met vreugde! Wij hebben het wel eens over verloren dagen! Weet u wat echt een verloren dag is? Dat is een dag waarop wij niet tellen! Een dag waarop wij onze zegeningen niet tellen. Wat is God goed! Wat is God geduldig! Wat geeft Hij mij veel dagen! Wat zitten er veel zandkorrels in de zandloper van mijn leven!
Tellen. Dat kan ook aftellen zijn. Aftellen met zorg! Hoeveel dagen heb ik al verbruikt? Hoeveel dagen heb ik nog? Wat rest mij nog? Dat is het aangrijpende! Elke dag kan de laatste dag zijn! Elk moment kan de laatste zandkorrel vallen!
Alles goed?
Zijn er nog dingen in het leven die perse gebeuren moeten? Is het goed?! Goed tussen u en ieder ander? Is er misschien nog iemand die op uw hand, uw toegestoken hand, uw verzoenende hand wacht? U zegt misschien vandaag: daar ben ik nog niet aan toe! Maar wie zegt dat u over een week de ander nog de hand kunt schudden?!
Is het goed?! Goed vooral tussen u en God? Is God het misschien Die op u wacht?! Kan ik dan bij God terecht? Ik, de zondige?! Dat kan! Omdat er op Golgotha een kruis heeft gestaan! Een kruis waaraan Jezus heeft gehangen! Met wijd uitgebreide armen! Uitnodigende armen! Kom tot mij! Goede vrijdag! Een dag om bij uitstek te tellen! Wie door het geloof schuilt in de armen van Jezus, Die weet: als de laatste zandkorrel door de zandloper van mijn leven naar beneden valt, ik ben geborgen! Veilig in Jezus’ armen! Veilig aan Jezus’ hart!
De laatste dag.
Eens komt de laatste dag van deze wereldgeschiedenis. Kan wat u betreft die laatste zandkorrel vallen? Zegt u het: Heer’, duurt het nog lang voor U wederkomt? Leer ons als kinderen Uw komst verwachten, die op hun vingertjes de dagen en de nachten aftellen, wanneer Vader komt…. Als wij die wederkomst niet beleven, dan zal eens komen de laatste dag van ons leven. Heerlijk als we mogen zeggen: eenmaal, als mijn laatste zandkorrel valt, eenmaal als de stonde slaat, dat dit lichaam sterven gaat… Dan….
Dan zal ik mijn Heer’ ontmoeten,
luisteren naar Zijn liefdesstem,
wat een vreugde zal dat wezen,
eens vereend te zijn met Hem!
ds. F. Wijnhorst
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Ons levensleed in Gods liefdeshand
U aanschouwt de moeite en het verdriet, opdat men het in Uw hand geeft. (Psalm 10: 14)
Twee kleine woordjes
Moeite en verdriet. Het zijn maar twee kleine woordjes. Je hebt ze zo uitgesproken. Gedachteloos. Maar als die twee woorden het echt voor het zeggen hebben in je leven, dan ben je er meestal niet zo best aan toe. Moeite. Dat is wat er van buiten op je afkomt. Soms heel onverwacht. Heel overstelpend. Verdriet. Dat is wat er binnen in je leeft. Constant. Een wond die steeds pijn doet.
Naar Vader toe
Wat moet je ermee? Het opkroppen in jezelf? Er anderen mee lastig vallen? Het uitschreeuwen met een gebalde vuist naar de hemel? Psalm 10 weet een andere weg. Een betere weg. Ga ermee naar God! Er zijn mensen – dat blijkt uit deze Psalm – die dat belachelijk vinden. Die zeggen: God?! Met je moeite en verdriet naar God?! Dat heeft geen enkele zin! Hij hoort niets! Hij ziet niets! In elk geval: Hij doet niets! Hoe gaat de Psalmist daar mee om? Hij gaat niet discussiëren met hen die hem aan het twijfelen willen brengen. Hij kruipt – om zo te zeggen – biddend bij zijn hemelse Vader op schoot en hij zegt: het zijn leugens die ze van U vertellen. U ziet het wel. Want U aanschouwt mijn moeite en verdriet.
Ooggetuige
Aanschouwen is wat anders dan zien! Zien, dat doen wij. Wij bekijken alles vaak heel oppervlakkig. Wij zien dikwijls heel weinig. Wij hebben vaak geen oog voor de moeite en het verdriet van de ander. Het is bij ons als in de trein. Je ziet bossen en velden. Dorpen en steden. Maar je ziet het maar even. Je vliegt er aan voorbij. Je wordt al weer in beslag genomen door andere dingen. Maar God aanschouwt! Hij gaat er niet – met eerbied gesproken – in een sneltreinvaart aan voorbij. Hij komt als het ware heel dichtbij je staan. Hij neemt je helemaal op. Heel je persoontje. Heel je levensweg.
Gods hand
Misschien zegt u: wat heb ik er aan dat God alles ziet? Of: wat is de bedoeling van Zijn aanschouwen? Psalm 10 heeft het over Gods hand. De hemelse Vader aanschouwt niet als een onverschillige. Als iemand die denkt: wat gaat mij dat aan?! Hij aanschouwt niet als een machteloze. Als iemand die wel helpen wil, maar niet helpen kan. Hij aanschouwt als een wachtende! Als een wachtende die door heel Zijn houding tot uitdrukking brengt: toe, leg je moeite, leg je verdriet in Mijn hand! Hij wil dat we het zelf uit handen geven. Overgeven. Biddend. In een daad van geloof. In een daad van kinderlijk vertrouwen. Zijn aanschouwen is één grote uitnodiging om het over te geven in de handen van Hem!
Wat heb ik eraan?
Misschien zegt iemand: ‘t klinkt allemaal mooi en aardig. Alles overgeven aan God. Maar daarmee is die handicap, die ongeneselijke ziekte, dat psychische lijden, dat intense verdriet, toch niet verdwenen zoals sneeuw voor de zon?! Daarmee verloopt je levensweg toch niet ineens heel gladjes. Zonder enige moeite. Zonder enig verdriet. Inderdaad. U hebt gelijk. Maar weet u wat er met uw moeite en uw verdriet gebeurt als u het in Gods hand legt? Deskundigen weten van afvalproducten soms weer prachtige dingen te maken. Bruikbare dingen. Nuttige dingen. Geneesmiddelen bijvoorbeeld. Dat kan God, de allergrootste Deskundige ook! Boven bidden en boven denken! Als onze moeite en ons verdriet in Gods hand zijn, dan is Hij er verantwoordelijk voor. Dan maakt Hij ervan wat het worden moet. Als God onze moeite en ons verdriet ter hand neemt, dan vormt Hij dat om, zodat het moet meewerken ten goede. Ten eeuwige leven! D’ allerhoogste maakt het goed, van het zure maakt Hij het zoet!
Ook voor mij?
Misschien zegt iemand: wie zegt mij dat God mij zó terwille zal zijn? Mag ik u een raad geven? Ga naar Golgotha! Daar worden Jezus handen zichtbaar! Vastgespijkerde handen! Doorboorde handen!
Zo op het oog, machteloze handen! Golgotha! God trekt Zijn handen van Jezus af! Hij is verlaten! In Zijn moeite! In Zijn verdriet! Geen Vaderogen die Hem vol liefde aanschouwen! Geen Vaderhanden om Zich aan toe te vertrouwen!
Als het u soms teveel wordt, als u in uw moeite en verdriet soms uitroept: de Heere heeft mij vergeten, de Heere heeft mij verlaten, kijk dan naar die doorboorde handen! Handen met littekens! Blijvende littekens! Handen die zeggen: hoe zou Ik u kunnen vergeten?! Ik heb u als het ware in Mijn handpalmen gegraveerd!
In eigen hand?
Geef dan uw moeite en verdriet, geef dan uzelf in Gods hand! Of houdt u liever alles in eigen hand?
Weet dan dat God eenmaal Zijn handen van u aftrekt! Weet dan wat wacht: eeuwige moeite en eeuwig verdriet! Nee, dat zeg ik niet om bang te maken! Dat zeg ik wel om te waarschuwen! Dat zeg ik vooral om op het hart te binden dat we maar één ding kunnen doen: alles, ons bezwaarde en verwonde leven neerleggen in Gods liefdeshand! Dan zal het gaan, aan Vadershand, naar het Vaderland!
Vader, ‘k wil U alles overgeven,
al mijn zorgen, groot en klein.
‘k Weet dat U in dit korte leven
een Leidsman steeds voor mij wil zijn.
Is de weg ook vol bezwaren,
kan ik nergens uitkomst zien,
zie ik overal gevaren,
Uw Vaderhand zál uitkomst biên!
ds. F. Wijnhorst
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
De zorg van de Herder voor de zogenden…..
Als een herder zal Hij Zijn kudde weiden… de zogenden zal Hij zachtjes leiden (Jesaja 40: 11)
Altijd verkeerd begrepen
Hebt u dat ook wel eens? Dat je ineens ontdekt dat je woorden uit de Bijbel altijd verkeerd hebt begrepen? Dat ineens de schellen van je ogen vallen? Dat je ontdekt dat er niet staat wat (je denkt dat) er staat? Neem het vertrouwde zinnetje uit Jesaja 40 over de zogenden, die door de Herder zo liefdevol worden verzorgd. Wie worden nu bedoeld met die zogenden?
Het zal wel te maken hebben met het feit dat ik totaal niet met het boerderijleven vertrouwd ben, maar ik dacht bij de zogenden altijd aan de kleine lammetjes. Zij die drinken bij hun moeder. Vers 11 lijkt die uitleg toch te steunen? Immers, aan het begin van vers 11 lezen we over de lammetjes die, vermoeid van het dartele spel, door de Herder in Zijn armen gedragen worden. Aan die lammetjes, die nog drinken bij hun moeder, zal de Herder vanzelf goede zorg besteden. Toch?
Niet de lammetjes maar hun moeders!
Maar dat is nu precies wat de tekst niet bedoelt. Het woord wat in het Hebreeuws wordt gebruikt maakt duidelijk dat het niet gaat om de schapen die (zelf) drinken, maar op de (moeder) schapen die te drinken géven. Met andere woorden de liefdevolle zorg van de Herder draait in dit geval niet om de pasgeboren lammetjes, maar om hun moeders!
Moederschapen – de zogenden – hebben immers een zwaar werk. Ze moeten voortdurend (melk) geven. Moeders die borstvoeding geven, weten hoe moe je hiervan kunt zijn. Het voeden kan je uitputten. De apostel Paulus vergelijkt zijn bediening in het Evangelie met het werk van een voedster. Hij heeft – zo schrijft hij – kinderen door de Evangelieverkondiging gebaard (Gal. 4: 19) én gevoed (1 Thess. 2:7). Voor wie het serieus neemt, is dat een zwaar werk (2 Kor. 11: 28).
Wat een klus!!
Sinds een paar weken is het winterwerk weer begonnen. Wat kun je er enorm tegenop zien. Er moet immers veel (melk/voeding) gegéven worden. Wáár dan ook maar! In je eigen gezin (dat eerst en vooral), bij de KBV, op de clubs, tijdens de catechisaties, op huisbezoeken, in de erediensten. Dan wordt er veel van je gevraagd. Je staat weer voor een klus. Soms denk je: hoe houd ik dit vol?! Je kunt je soms zó léég voelen. Ontstellend leeg. Uitgeput. Blut. Je bent door je voorraden heen. Wat nu?
Troost
En nu de troost voor allen die leiding geven, die op bezoek gaan, pas aangetreden of door de wol geverfde ambtsdragers, volle en lege dominees, moedeloze en enthousiaste ouders en wie verder maar ook: de Herder zal de zógenden zachtjes leiden! De goede Herder kent de mensen die er elke week weer ‘voor staan’ wel. Hij weet hoe zwáár het je valt steeds te moeten geven, in je gezin, in je huwelijk, in je klas. Hoe leeg je soms kunt zijn. Maar…. Hij zal de zogenden zachtjes leiden, zegt Jesaja. Hoort u wel hoe teer? Zachtjes leiden! Een woord om te omhelzen. Dat is precies tegenovergesteld aan de maatschappij. Die wil en die gaat hard. Ontzettend hard. Het lijkt Egypte wel (zie Ex. 1: 13 – 14). Dat is afzien!
De goede Herder!
Dan de goede Herder! Als het over geven gaat, dan Hij! Hij gaf werkelijk alles. Zijn leven schoot erbij in. Dodelijk vermoeid lag hij in Gethsémané op de grond. Tot Hij eindelijk aan het kruis Zijn moede hoofd kon neerleggen. Het is vólbracht (Joh. 19: 30)!
Let op uzelf!
Met dit Woord mogen we tijdens dit winterwerk bezig zijn! Dan hoeft er niets wat Hij al niet gedaan heeft. Laten we in onze drukte niet aan Golgotha voorbij hollen!
En, niet vergeten: de zogenden moeten erom denken zélf goed te eten en te drinken. Wat zeggen we tegen moeders die de borst geven? Goed eten en vooral: goed drinken! Zó is het precies. Dan zijn er tijdens dit winterseizoen voederplaatsen genoeg. Met name op zondag (en in verband daarmee: wie van u eet er maar één keer per dag?). En voor dominees de taak om de voederbak niet te hoog te hangen!
De Heer is mijn Herder,
‘k heb al (!) wat mij lust.
Hij zal mij geleiden
naar grazige weiden.
Hij voert mij al zachtjes
naar wateren der rust!
ds. F. Wijnhorst
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Over Gods leiding…..
Jacobus gedood en Petrus bevrijd (Handelingen 12: 2 en 7)
Geen touw aan vast te knopen
Is het u wel eens opgevallen hoe raadselachtig en hoe realistisch het er in Handelingen 12 aan toe gaat? In één adem vertelt Lukas twee opeenvolgende gebeurtenissen. De ene is overbekend. Petrus wordt verlost uit de gevangenis. Op het gebed van de gemeente. De Almachtige grijpt in, ketenen raken los, deuren gaan open. Wat een wonder!
De andere is nogal onbekend. Jakobus wordt zomaar vermoord. Door het zwaard van Herodus. Een wreed mens slaat toe, er rolt een hoofd, er vloeit bloed. Wat een raadsel.
Als je het op je laat inwerken, snap je er echt niks van. Hoe kan het bestaan, dat het er zo verschillend aan toe kan gaan?! Waarom? Waartoe? Het is realistisch tot en met! Leiding van God…. er lijkt ook vandaag de dag soms geen touw aan vast te knopen.
Wie of wat zit er achter?
Om te beginnen moeten we wel bedenken dat er achter dit gebeuren een verhaal zat. Herodus, een neef van de beruchte, was maar op één ding uit: zijn populariteit vergroten onder het volk, om zodoende zijn positie te versterken. Hij tastte voortdurend de mogelijkheden af om dat doel te bereiken. Hij schuwde daarbij geen enkel middel. Hij ging zo nodig over lijken.
Toen hij merkte dat onder de Joodse leiders het verzet tegen het groeiend aantal volgelingen van Jezus, met de dag toenam, rijpte er een boosaardig plan. Hier zou hij munt uit slaan. Hij begon voorzichtig en beval gevangenneming en geseling van enkele willekeurige gelovigen. Het was je reinste willekeur. Maar het werkte. Hij scoorde er goed mee.
Al gauw ging hij over op een wredere aanpak. Jakobus, één van de leiders van de gemeente, werd opgepakt en ter dood gebracht. Opnieuw merkte Herodus hoe goed dit aansloeg. Hij maakte dit laffe gedrag tot speerpunt van zijn beleid. Hij liet ook Petrus arresteren en als het aan hem gelegen had, was dit het tweede slachtoffer geworden van zijn zieke geest.
Waarom en waartoe?
In dit licht is het antwoord op de vraag naar het waarom en waartoe geen duister raadsel, ‘t is akelig duidelijk! Me dunkt, het lijkt me goed daar even de vinger bij te leggen! Die arrestatie en die executie kun je niet zomaar verbinden met de hand van God. We kunnen niet zomaar zeggen dat God dit Jakobus heeft toebedacht. Nee, dat ontzettende wat deze volgeling van Jezus overkwam, kwam voort uit het brein van Herodus en was letterlijk uit de boze….
Wat we daarvan kunnen leren? Nou op z’n minst dat het leed niet loodrecht uit de hemel valt! En dat we moeten oppassen God er te snel op aan te kijken! Achter het ‘kwaad’ dat ons overkomt zit vaak een menselijk verhaal dat veel verklaart.
Er is een hemelsbreed verschil tussen de wijze waarop God de hand had in de onthoofding van Jakobus en in de verlossing van Petrus.
Al ging ik door een dal….
Het verschil valt me ook altijd op in die bekende 23e Psalm. David begint met: U doet mij neerliggen in grazige weiden, U voert mij zacht aan stille wateren, U verkwikt mijn ziel, U leidt mij in het rechte spoor.
Maar gaat het over het kwaad, dan slaat hij een andere toon aan. Dan zegt hij niet: U leidt mij door een dal. Nee, al ging ik door een dal vol schaduw van de dood….
Dáár ziet hij niet Gods leiding in! Zo’n onderscheid helpt! Nee, het lost lang niet alles op. Integendeel. Het blijft een schrijnend verschil: Jakobus vermoord…. Petrus verlost. Ten hemel schreiend. Hartverscheurend. Bij de familie van Jakobus pijn en tranen van verdriet. Bij de familie van Petrus opluchting en tranen van blijdschap.
Reken maar dat de zegen die Petrus en de zijnen ervoeren voor de nabestaanden van Jakobus niet anders was dan zout in de wond. Een regelrecht raadsel. Waarom de één wel… de ander niet?
U bent met mij!
Bedenk wel dat het ook voor een gelovige vaak door een heftig gevecht heengaat. Bedenk wel dat het er in je binnenste bar en boos aan kan toegaan. Juist als Hij mijn Vader is, snap ik er niets van dat mij zus of zo overkomt. En de boze bestookt je: waar is je God? En jij? Je staat met een mond vol tanden. Je zit met een hart vol vragen. Je komt er niet uit.
En toch…
Midden in de raadsels ontdek je vroeg of laat altijd weer hoe waar het is wat David gewaar werd in dat duistere dal. U bent met mij! En tegen de klippen op zing je met Paulus van het geheim: Niets scheid mij van Uw liefde. Als Jakobus het na kon vertellen, zou hij ongetwijfeld getuigen: God was erbij! En hij maakte mij, in alle verlies, meer dan overwinnaar. Ja, Hij keerde het kwaad dat mij die dag overkwam in één handomdraai ten goede! Over God…. niets dan goeds!!
ds. F. Wijnhorst
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Worden als een kind!
Wie het koninkrijk van God niet ontvangt als een kind, zal het beslist niet binnengaan! (Markus 10: 15)
Een les
We moeten worden als een kind. Dat is de les die Jezus Zijn discipelen, ons allemaal, op het hart bindt! Een hele opvallende les! Zeg maar gerust: de omgekeerde wereld! Meestal stellen wij vader of moeder, opa of oma aan de kinderen ten voorbeeld en we zeggen: ‘t is te hopen dat jij later ook zo mag worden!
De omgekeerde wereld! Want als je tiener bent, als je eindelijk niet meer als kind behandeld wordt, dan is het niet leuk te horen dat je moet worden als een kind! Dat wil je nu net niet! De omgekeerde wereld! Want als je kind bent, dan wil je graag groot worden! Net zo groot als….
Een ernstige les!
Let wel: dat zegt Jezus niet vrijblijvend! Dat zegt Hij niet als een vrome wens! Jezus zegt zelfs: wie niet…..! Wie niet wordt als een kind, die zal het koninkrijk van God niet binnengaan! Beslist niet, verzekert Jezus! Daar staat – bij wijze van spreken – de doodstraf op! De eeuwige afwijzing! Het voor altijd buiten moeten blijven! Dat geeft aan deze woorden van Jezus een enorme klem!
Een geschenk
Het klinkt als een gebod. Als iets wat wij moeten doen. Maar ’t is een geschenk. Het is iets wat Jezus geven wil. Niet voor de doeners, niet voor de presteerders is het koninkrijk van God! Het is een gunst. Het is een geschenk. Het word je aangeboden! Jezus zegt: wie het koninkrijk van God niet ontvangt als een kind….
Klein
Wat is nou typerend voor een kind? Mag ik een aantal dingen noemen, in willekeurige volgorde. Een kind is klein. Hij ziet dus tegen een ander op. Hij kijkt niet hoogmoedig vanuit de hoogte neer. Worden als een kind, dat wil zeggen: nederig zijn. Geen hoge dunk hebben van jezelf! De ander hoger, beter, belangrijker achten dan jezelf!
Groot denken van Vader
Een kind denkt groot van zijn vader. Laatst was er een jochie aan het pochen en hij zei tegen z’n vriendje: mijn vader, die heeft ons huis helemaal alleen gebouwd. Mijn vader kan alles! Natuurlijk was dat sterk overdreven. Maar als je in het geloof wordt als een kind en als je dan zegt: mijn God is zo groot, zo sterk en zo machtig, er is niets wat God niet kan! dan is dat geen grootspraak! Want God kun je nooit genoeg prijzen! Aanprijzen!
Onbezorgd
Een kind leeft ook onbezorgd. Hij maakt zich geen zorgen voor de dag van morgen. Het vraagt zich niet af: zou er morgen wel wat te eten zijn? Zou ik morgen wel kleren hebben? Een kind zit daar niet mee! Niet? Nee! Het heeft immers een vader, een moeder die voor hem zorgt! Een vader, een moeder op wie hij kan terugvallen. Elke dag. Vandaag. Morgen. Wat zei Paulus ook al weer? Wees in geen ding bezorgd, omdat u weet: er is een hemelse Vader, Die altijd voor mij zorgt!
Serieus nemen
Een kind neemt de woorden van vader of moeder serieus. Het trekt niet alles in twijfel. Als vader of moeder iets beloven dan zegt een kind toch niet: ik moet het eerst zien! Zou het wel waar zijn? Kijk, zo’n antwoord is echt iets voor ouderen! Of niets soms? Als God ons in Zijn Woord iets zwart op wit belooft, waarom dan die aarzelingen? Die twijfels? Is Hij niet meer te vertrouwen dan een aardse vader?
Vader weet de weg
Weet u wat ook een groot verschil is tussen een kind en een volwassene? Het weet heel vaak de weg niet! Maar: geen probleem! Het legt z’n hand in de hand van vader. Die weet de weg! Een blindelings vertrouwen! Denken wij niet vaak dat God een verkeerde weg inslaat? Als wij door diepe dalen moeten. Als de weg zo donker is. Vandaar het gebed: wil mij als een kind behandelen, dat alleen de weg niet vindt, neem mijn hand in Uwe handen en geleidt mij als Uw kind!
Afhankelijk
Een kind is afhankelijk. In meer dan één opzicht. In het bijzonder als het om geld gaat. Een kind verdient zelf niets. Een kind heeft geen cent. Een kind leeft puur van de verdienste van zijn ouders. Maar daar maakt een kind zich niet bezorgd over. Of ze wel genoeg hebben om te betalen. Dat vertrouwt een kind.
Als wij Gods koninkrijk willen binnengaan, dan zullen we zó moeten worden! Diep afhankelijk! Dan moet je komen als een kind. Met twee lege handen. Zonder angst. Zonder twijfel. In geloof. Jezus’ verdiensten, Jezus’ kruisverdiensten zijn groot genoeg om voor al mijn zonden volkomen te betalen!
Wanneer we zó worden als een kind, wanneer we zó opnieuw geboren worden, dan klinkt de stem van Jezus:
Want de poorten van Mijn rijk,
staan voor zulken open,
laat ze allen, groot en klein,
bij Mij binnenlopen!
ds. F. Wijnhorst
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
De kerkwerkbank!
De Geest deelt aan ieder afzonderlijk uit, zoals Hij wil….(1 Kor. 12:11)
Een fabel
Op een avond waren ze samengekomen. Verschillende leden van het lichaam. De voet, de hand, de mond en de tanden. Ze waren boos. Zij moesten werken voor de maag, terwijl de maag zelf niets uitvoerde. Die profiteerde alleen maar van hun arbeid. Ze besloten in opstand te komen. De voet zei: ik zet geen stap meer om voor hem ergens voedsel te halen. De hand zei: ik steek geen vinger meer uit om hem van de hongerdood te bewaren. De mond zei: ik vertik het om me telkens te openen en te sluiten om voor hem eten door te laten. De tanden zeiden: wij weigeren om ook nog maar één korrel brood voor hem te kauwen. Vier stakende leden! Maar na korte tijd begonnen zij zich slap te voelen. Ze kregen pijn. Toen ontdekten ze dat zij het niet konden stellen zonder de maag. Zo op het oog deed hij misschien niets. Maar hij was wel degelijk even belangrijk, even onmisbaar, voor de gezondheid van het hele lichaam als zijzelf!
Het lichaam van de gemeente
Elk lid van het lichaam is belangrijk. Heeft een eigen functie. Geen lid hoeft zich minderwaardig te voelen. Geen lid hoeft zich meer te voelen, op een ander neer te zien, van die ander te denken: daar heb je niets aan, die kan net zo goed worden geamputeerd. De gemeente wordt in de Bijbel vergeleken met een lichaam. Jezus is het hoofd van dat lichaam. De gelovigen zijn de verschillende lichaamsdelen. Je kunt oog zijn, maar ook oor. Een hand, maar ook een voet. Ze zijn allemaal heel verschillend, maar…. ze kunnen niet zonder elkaar. Wat heb je aan een gemeente die alles ziet, maar geen handen heeft om ook daadwerkelijk te helpen? Wat heb je aan een gemeente die alles hoort, maar geen voeten heeft om in beweging te komen?
Uitdelen
Om in dat lichaam oog of oor te kunnen zijn, hand of voet, deelt de Heilige Geest gaven uit! In Korinthe liepen mensen rond die dachten dat zij zo’n beetje alle gaven van de Geest hadden ontvangen. In ieder geval de belangrijkste gaven. Zij behoorden tot de geestelijke elite. Zij keken neer op andere gemeenteleden. Daar gaat Paulus in 1 Korinthe 12 op in. Hij zegt: er is een verscheidenheid aan genadegaven. Laten we daar een dikke streep onder zetten. Genade – gaven! Je hebt ze dus niet verdiend! Genade! Dat in de eerste plaats. ’t Zijn dus geschenken. Gaven! Dat in de tweede plaats. Je hebt het niet van jezelf.
Verscheidenheid
De Heilige Geest heeft niet één gave tot Zijn beschikking die Hij uitdeelt. Of één hele belangrijke. Er is een verscheidenheid aan gaven! Elk gemeentelid heeft wel het één of andere dat speciaal aan hem of haar gegeven is. Welke gaven de Heilige Geest uitdeelt? De één kan vrijmoedig bidden. Een ander hartelijk troosten. Een derde getuigend spreken. Een vierde handig organiseren. De één krijgt ontferming om gastvrij te zijn. Een ander geduld om z’n medemens te verzorgen. Een derde tact om met kinderen om te gaan. Een vierde liefde om aandacht te kunnen geven aan ouderen. Te veel om op te noemen.
Aan ieder
De Geest deelt aan ieder afzonderlijk uit, zoals Hij wil. Niet iedereen krijgt evenveel. Niet iedereen krijgt alles. Wat zouden we onuitstaanbaar worden. Allemaal wat! In de gemeente is geen plaats voor overschatting. Zo van: ik kan het wel alleen! Ik heb de meeste gaven! In de gemeente is geen plaats voor onderschatting. Zo van: ik kan niets. Ik heb geen enkele gave. Voor ons allen geldt: verwaarloos de genadegave niet, die in u is! Waarom heeft de een deze gave en de ander die? Dat is Gods zaak. Dat is Gods wijsheid. Hij heeft een unieke bedoeling met ieders leven. Laat ieder met de gaven van de Geest voor de dag komen! Niet om daarmee met de borst vooruit te lopen. Maar – schrijft Paulus in vers 7 – tot nut voor de ander! Tot profijt van de hele gemeente.
Begaafd zijn we allemaal
Er was een trainer die zei tegen iemand: ik heb 11 voetballers nodig. Die stel ik op. Dat zijn de besten! Ik heb 4 invallers nodig. Die zitten op de reservebank. Die zijn wat minder. Ik hou er eentje over. Dat ben jij. Jij bent de slechtste Je mag naar de tribune. Dat doet de Heilige Geest nooit! De Heilige Geest lijkt meer op die onderwijzer. Die organiseerde een toneelstuk. Die had voor elk kind uit de klas een rol. Alle kinderen liet hij meedoen. Alle kinderen kregen een taak! Begaafd zijn we allemaal!
Niemand is minder, niemand is meer.
Ieder is nodig bij de Heer!
ds. F. Wijnhorst
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Veelzeggende handen!
En Hij hief Zijn handen op en zegende hen (Luk. 24: 50b)
Afscheid
Had u dat verwacht? Dat Jezus bij Zijn afscheid Zijn volgelingen zegent? Je zou misschien verwacht hebben dat Jezus bij Zijn afscheid nog een keer had gezwaaid. Opgelucht dat alles voorbij is. Zo van: gegroet! Dat was eens maar nooit meer! Of je zou verwacht hebben dat Jezus bij Zijn afscheid nog een keer Zijn vinger opsteekt. Als een terechtwijzing omdat ze Hem in de steek hebben gelaten. Zo van: pas op! Haal dat nooit meer in je hoofd! Of je zou verwacht hebben dat Jezus bij Zijn afscheid nog een keer Zijn vuisten balt. Boos vanwege alles wat Hij heeft meegemaakt. Zo van: wacht maar! Mijn wraak zal zoet zijn! Nee, als Jezus Zijn handen opheft, dan slaat Hij er de hele wereld niet plat mee. En Hij hief Zijn handen op en…. zegende hen!
Over handen gesproken
Zonder een woord te gebruiken, kunnen onze handen veelzeggend zijn. Gebalde vuisten. Wijzende vingers. Verachtelijke gebaren. Een moeder die haar kind teder streelt. Een jongen die z’n meisje liefdevol omhelst. Een vader die z’n zoon een hardhandige uitbrander geeft.
Vooral Jezus’ handen waren veelzeggend! Ze werden doorboord aan het kruis. Vastgenageld. Op dat moment trok de hemelse Vader Zijn handen van Jezus af. Wat was er aan de hand? Had Jezus dan zulke vuile handen gemaakt? Integendeel! Jezus handen waren altijd zegenende handen geweest! Als Jezus mensen ontmoette, dan bleef Hij nooit op een afstand staan, dan sprak Hij ze nooit vanuit de verte toe. Nee, Hij kwam naar hen toe. Hij omarmde ze. Hij legde de handen op hen. Als het over vuile handen gaat, dan kan ik beter kijken naar m’n eigen handen. Die heb ik veel te weinig gevouwen! Die heb ik te weinig over mijn hart gestreken. Die heb ik regelmatig gebald. Daar heb ik boze brieven mee geschreven. Daar heb ik mee nagewezen. Daar heb ik mee geslagen. Vuile handen!
Handen met littekens
Kijk eens naar die handen van Jezus! Doordat Hij ze opheft kun je het heel goed zien! Niet besmeurd, bezoedeld door de zonden! Wel doorboord, geschonden om de zonden! Jezus’ handen, Die zitten vol met littekens. Littekens als gevolg van het kruis. Littekens die Hij had opgelopen toen Hij u en mij wilde redden! Daarom hoeft u ook nooit bang te zijn dat Hij Zijn volgelingen zal vergeten! Alleen al door die littekens zal Hij aan ze blijven denken!
Scheepslui die zie je er heel vaak mee. Een tekening, een naam, onuitwisbaar in de arm gegrift. Getatoeëerd. Als je er later spijt van krijgt, afwassen is niet meer mogelijk! ‘t Is eens en voor altijd getatoeëerd! Zo is dat ook met Jezus! Hij zal Z’n volgelingen nooit vergeten! Vanwege die littekens! Die zijn blijvend! Die sieren Zijn handen voor eens en voor altijd!
Priesterlijk
En Hij hief Zijn handen op en zegende hen. Die woorden doen ergens aan denken. Die herinneren ons aan een priester. Die deed dat ook. Zegenen. Wanneer deed een priester dat? Op welk tijdstip? Nadat hij het offer in de tempel had gebracht. Eérst het offer. Dán de zegen! Mocht die volgorde ook worden omgekeerd? Beslist niet! Onder geen voorwaarde! Immers, zegenen wil zeggen: Gods hart klopt voor je. God denkt aan je. God is met je.
Maar wie verdiende dat? Toch geen mens?! ‘t Was verdiend dat God zou vervloeken. En vervloeken is het tegenovergestelde van zegenen.
Hij zegende hen. Dat is geen loos gebaar! Geen wens. Zo in de trant van: Ik hoop dat het jullie goed mag gaan. Mijn zegen heb je! Nee, zegenen dat is bij Jezus een daad! Die zegen is rijk van inhoud! ’t Heeft allereerst alles te maken met vergeving! Kijk goed naar de handen die Jezus opheft. ’t Zijn doorboorde handen. ’t Zijn, om zo te zeggen handen, waar het verzoenend bloed van afdruipt!
Die handen zijn boven de discipelen uitgebreid! Ziet u ze daar staan? Wat hebben zij – vlak voor de kruisiging – niet op hun geweten? Liefdeloosheid! Ontrouw! Maar… kijk…. boven hun leven worden zegenende handen uitgestrekt. Wat is dat machtig! Verzoening! Vergeving! Jezus schenkt het weg aan hen die het zo nodig hebben.
Ga dan heen in vrede!
Die zegen is rijk van inhoud. ’t Heeft ook alles te maken met vernieuwing! Want Jezus is niet alleen de Gekruisigde! Jezus is ook de Opgestane! Kijk goed naar de handen die Jezus opheft. ’t Zijn sterke handen. Machtige handen. ’t Zijn handen die mensen kunnen veranderen.
Die handen zijn boven de discipelen uitgebreid. Ziet u ze daar staan? Waar hebben zij – vlak na de opstanding – niet mee te kampen gehad? Met klein geloof. Met twijfel. Met vrees. En zullen zij straks moeten getuigen? Zullen zij er straks op uit moeten gaan om te leren onderhouden wat Jezus geboden heeft? Zij?! Die zwakkelingen?
Ja maar kijk…. boven hun leven worden zegende handen uitgebreid. Zo ontvangen zij de kracht. Zo ontvangen zij de vrijmoedigheid. Zo ontvangen zij vruchten als liefde, blijdschap, zachtmoedigheid. Zo ontvangen zij een toegewijd leven.
Zullen de discipelen hun hoofden niet gebogen hebben? Uit ootmoed. Met verwondering. Heere, waar hebben wij dat aan verdiend?! Zulke handen boven ons leven?! Zo kunnen zij (en wij!) de olijfberg verlaten. En als reactie op die zegen zeggen:
Amen, amen, amen!
Dat wij niet beschamen
Jezus Christus onze Heer,
amen, God Uw naam ter eer!
ds. F. Wijnhorst
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
De weggerolde steen!
Toen ze opkeken zagen ze dat de steen weggerold was! Markus 16: 4
Nooit iemand teruggekomen!
Ik zeg maar zo: er is nog nooit iemand teruggekomen! Dat was zijn antwoord! Een groepje jonge mensen. In een openhartig gesprek. Nee, die spontane 18-jarige knul geloofde er niet in! Dat zijn graf eens zou openbreken! Dat zijn lichaam eens zou opstaan! De steen op zijn graf zou het sluitstuk zijn. Letterlijk! Afgesloten! Opgesloten! Voor altijd! Ik zeg maar zo: er is nog nooit iemand teruggekomen!
Verkeersbord
Als ik een kind krijg, dan zet ik op het geboortekaartje een verkeersbord. Hij zei het nogal cynisch, die jonge kerel. Verbaasd keek ik hem aan. Vragend. Een verkeersbord?! Ja, die witte streep! En die rode dwarsbalk! Je begeeft je op een doodlopende weg! Letterlijk! Zeg nou zelf: als je geboren wordt, dan kom je toch op een weg die uitloopt op de dood?! Het graf! Een steen! Einde verhaal!
Een zware gang
Laten we die vrouwen eens volgen. Ze gaan vroeg in de morgen in de richting van het graf van Jezus. Ze hebben wat specerijen bij zich. Dat was zo de gewoonte in die tijd. Dat was het laatste wat je voor een overleden geliefde kon doen. Het graf verzorgen. Het lichaam verzorgen. Met specerijen proberen te voorkomen dat het lichaam al te snel in ontbinding zal overgaan. Een liefdevol gebaar. Dat zeker. Een machteloos gebaar. Dat vooral. Een zware gang!
Hoe moet dat verder?
Hun gang wordt extra verzwaard door een probleem. Voor het graf ligt een grote ronde steen. Die weegt wel honderden kilo’s. Die steen krijgen zij nooit van hun leven weg! Soms hoor je iemand wel eens verzuchten: ik zie het niet meer zitten. Ik weet niet hoe het verder moet. Geen uitzicht! Geen doorzicht. Dan liggen er stenen op je weg waar je niet overheen kunt. Waarom krijg ik in mijn leven meer te verwerken dan een ander? Waarom heb ik zoveel zorg? Waarom heb ik zoveel verdriet? Stenen op je weg. Te zwaar voor kleine mensenhanden!
Ga tóch verder!
Neem een voorbeeld aan die vrouwen! Zij lieten zich niet tegenhouden door hun vragen. Door die steen. Ook al zagen zij geen antwoord, ook al wisten ze dat hun kracht tekort zou schieten, toch gingen zij door! En wat een verrassende ontdekking! Toen ze bij het graf kwamen was de steen al weg! Wat bij de mensen onmogelijk is, wat voor ons te zwaar is, zodat je niet verder kunt, dat is mogelijk bij God! Hij rolt de zwaarste stenen weg!
Weggerold!
Dat is de heerlijke boodschap van Pasen! Een open graf! Een weggerolde steen! Jezus was begraven. Zijn vijanden dachten: daar ligt Hij! Die zien we nooit meer terug! Hij is een doodlopende weg ingegaan! Dat hadden ze gedacht! Wat lazen we? God stuurt een engel naar het graf. Niet in het zwart. Niet in rouwkleren. In het wit. In hemelse kledij. En die engel rolt de steen weg! Tussen haakjes…. Vindt u dat geen humor? Hemelse humor? Dat die engel uitgerekend die steen uitkiest als kansel? Hij gaat op die steen zitten. Hij houdt vanaf die steen zijn preek. Een weggerolde steen als preekstoel. Duidelijker kan het niet: de dood is overwonnen!
Je komt eruit!
Je komt eruit! Met die woorden begroeven de eerste christenen hun geliefden! Je komt eruit! Het graf! ’t Is net een wachtkamer. Wachten?! In een graf? Op de begraafplaats? Dat is toch geen plaats om te wachten? Daar spreek je toch niet af om iemand te ontmoeten? Maar Jezus Zelf heeft de afspraak gemaakt! Ik kom! Ik kom terug! Eens als de bazuinen klinken! Dan is het opstaan geblazen! Dan zal óók van mijn lichaam gelden: hij is hier niet! Hij is opgestaan!
Geen steen
Ik denk aan dat meisje dat ziek was. Ernstig ziek. Ze zou gaan sterven. Mams, zei ze, mams, ik wil geen steen op mijn graf. Anders lijkt het net alsof ik er niet meer uit mag! Natuurlijk, je kan als een volwassene reageren! De engelen zien heus wel kans om een steen weg te halen! Kijk maar naar Pasen! Maar je kan zulke opmerkingen ook snel wegslikken. ’t Is immers een prachtige belijdenis! Mams, ik wil geen steen op mijn graf. Ik geloof in de opstanding van mijn lichaam!
Eens als de bazuinen klinken!
Als de bazuin klinkt, dan zullen de graven openbreken! Dan hebben stenen niets meer te vertellen. Geen enkele steen. Hoe groot. Hoe zwaar. Dan is het opstaan geblazen. Als Jezus komt, worden alle stenen opgeruimd. Alle stenen?! Nee, er zal één steen overblijven! Eén die niet weg te krijgen is. Op die steen zal het opschrift staan….. hier ligt hij voor eeuwig begraven! De dood!
Als de graven openbreken
en de mensenstroom vangt aan
om de loftrompet te steken
en de hofstad in te gaan:
Heer, laat ons dat niet ontbreken,
want de traagheid grijpt ons aan!
ds. F. Wijnhorst
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Sterven…..winst?
Het leven is voor mij Christus en het sterven is voor mij winst Fillipenzen. 1: 21
Verlies
Van harte gecondoleerd met dit verlies. Heel veel sterkte toegewenst in dit verlies. Die woorden hoor je nogal eens vallen als het over het sterven gaat. Kinderen verliezen hun vader. Ouders verliezen hun kind.
Sterven èn verliezen, dat zijn twee woorden die bij elkaar schijnen te horen. Daarom kijk je best vreemd op als je Paulus hoort spreken over… sterven en winst! Want, zegt Paulus, sterven betekent heengaan en bij Christus zijn! Dát is verreweg het beste!
Het vonnis
Paulus schrijft dit vanuit de gevangenis. Hij zit vast vanwege zijn geloof. Hij heeft zich inmiddels moeten verantwoorden voor de rechtbank. Hij wacht nu op het vonnis. Zal hij worden vrijgesproken? Of zal hij worden veroordeeld? Eén ding is wel duidelijk: Paulus ligt er niet van wakker. Heel kalm overweegt hij de twee mogelijkheden: vrijgesproken worden, dat betekent dat hij weer volop aan het werk kan gaan in de dienst van God. De andere mogelijkheid: veroordeeld worden, sterven, dat betekent heengaan en bij Christus zijn.
Heengaan
Paulus gebruikt een beeld. Hij denkt aan iemand die met zijn scheepje aan de oever ligt. Die man wil graag naar de overkant van de rivier. Daar woont zijn geliefde. Daar hoort hij thuis. Daarom verlangt hij naar het moment dat hij die touwen mag losmaken. Gaat het hem om de reis? Nee, het gaat hem om het doel van de reis! De overkant! Zijn thuis! Voor de reis zelf huivert hij! ‘t Is geen pleziertochtje! De golven kunnen zo hoog zijn. De rivier is zo diep. Maar het verlangen naar de overkant, naar huis, is zo groot dat hij er toch naar uitziet om over te varen!
Bij Christus
Paulus verlangt niet naar het sterven! De dood blijft huiveringwekkend. De laatste vijand! Hij verlangt er naar om bij Christus te zijn! Dat verlangen is zó sterk, dat hij – ondanks dat de dood zelf hem benauwt – toch zegt: dát is verreweg het beste! Er zijn voor Paulus twee mogelijkheden. Hij kan worden vrijgesproken of veroordeeld. Voor de gemeente is het beter dat Paulus mag blijven leven. Voor Paulus zelf is het beter dat hij van zijn post mag worden afgelost en heen mag gaan. Paulus kiest niet. Het staat hem gelijk! Als Christus maar wordt grootgemaakt! Komt Christus meer aan Zijn eer als Paulus zijn dienst op aarde voortzet, dan verkiest Paulus te blijven leven! Maar wordt Christus meer verheerlijkt als hij de marteldood sterft, dan wil Paulus niets anders! Als Christus maar verheerlijkt wordt. Hetzij door zijn leven. Hetzij door zijn sterven.
Het leven is mij Christus!
Zijn leven was werken. Haar leven was dienen. Je hoort het soms op een begrafenis. Zó moet je de tekst lezen. Waar Paulus voor leefde? Voor Jezus! Jezus was z’n lust en z’n leven! Het leven is voor mij Christus! Dat klinkt heel persoonlijk! Dat is het ook! Zo’n belijdenis vraagt om een heel persoonlijk geloof. Om een persoonlijke bekering. Het leven is voor mij Christus! Dat is inderdaad een rijk leven! Hoewel, het is geen leven zonder rimpels. Want er kan nog zoveel zijn dat de relatie met Christus verstoort! Twijfel! Klein geloof! Soms zelfs wantrouwen! Wat kan dat je verdrietig maken. Wat kan dat je doen verlangen naar de heerlijkheid! Zou dat misschien de achtergrond zijn van wat Paulus verder nog zegt?! Het leven is voor mij Christus en het sterven is voor mij winst!
Winst!
We moeten Paulus goed begrijpen. Hij is niet levensmoe. Hij hunkert naar Christus! Altijd bij Hem! Pure winst! Paulus gebruikt een woord uit de ruilhandel van die tijd. Je ruilt en je geeft daarbij het minste en je krijgt het beste! Je wordt er beter van! Paulus zegt: als ik sterf, weet je wat ik dan kwijtraak? Al mijn gebreken. Al mijn aanvechtingen. Al mijn zorgen. Al mijn verdriet. Weet je wat ik daar voor terug krijg? Ik mag bij Christus zijn! Voorgoed! Dáár waar nooit meer één fout woord over mijn lippen komt! Dáár waar nooit meer één verkeerde gedachte in mij opkomt! Dáár waar nooit meer één onjuiste daad door mij bedreven wordt! Bij Christus! Paulus weet als hij voorgoed zijn ogen sluit, dan wordt hij er alleen maar beter van!
Winst of verlies?
Sterven…. winst! Zó kun je de dood taxeren als je leven Christus is! Als iemand zegt: het leven is voor mij mijn werk, mijn huis, mijn gezin, mijn vrouw, dan is de dood geen winst! Dan is de dood de grootste schadepost die je kan treffen. Misschien schuift u de gedachte aan de dood liever zo ver mogelijk van u af. Waarom eigenlijk? Is het soms omdat het bootje van uw leven te vastgebonden zit aan de paal van het hier en nu?! Is het soms omdat u niet verlangt naar thuis?! Is het soms omdat Jezus uw leven nog niet is?!
Overvaren
Jezus had ons zó lief dat Hij Zelf alles wilde verliezen. Alles wat Hij had in de hemel en op de aarde. Zelfs Zijn leven. Wat verhindert u om voor Hem door de knieën te gaan?! Om je aan Hem over te geven? Als je dát kunt zeggen: het leven is voor mij Christus, dan kan je het leven aan! Dan kun je de dood onbevreesd onder ogen zien! Dan kan je leven èn sterven met verwachting! Dan weet je: het beste komt nog! Eens! Overvaren! En als u daar tegenop ziet, als u zich afvraagt: zal ik wel aankomen in de veilige haven?! Geef het stuur van uw levensscheepje dan maar over in de handen van Jezus.
Neem Jezus, mijn roer dan maar uit handen,
en laat mij zingend op de voorplecht staan
dan zal mijn schip niet op de rotsen stranden
maar veilig in Uw haven binnengaan!
d.s. F. Wijnhorst
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
De (on)volmaakte gemeente!
… Waar komt dit onkruid vandaan?! Mattheüs 13:24-30
De beste kerk?
Waarom zijn er zoveel verschillende kerken? Waarom zijn er in de loop der eeuwen zoveel (af)scheidingen geweest? Waarom gaat dat maar door? Er komt geen einde aan! Het lijkt wel een repeterende breuk! Ik vermoed dat al die gelovigen die zich afscheidden van een bestaande kerk het verlangen hadden naar een volmaakte gemeente. Voor alle duidelijkheid: wie zou daar niet naar verlangen? Maar.. komt die er ooit op deze aarde? Kan die ooit aangewezen worden: dat is hem, dé beste kerk?!
Een les van Jezus
Zie je hem daar gaan? Die boer? Hij loopt over z’n akker en hij zaait tarwezaad. ’t Is tarwezaad van de beste kwaliteit. Die boer en zijn personeel verwachten dan ook dat het prima tarwe zal opbrengen.
Maar wat gebeurt er? Terwijl die boer en zijn knechten slapen, komt er iemand die een gruwelijke hekel heeft aan die boer en hij gaat ook zaaien. Hij zaait onkruid. De eerste tijd merkt men niets. Pas wanneer de vruchten komen, dan zie je wat tarwe is en wat onkruid is. De knechten ontdekken het. Zij gaan naar de boer en vragen of hij hun wel goed zaad gegeven heeft. Natuurlijk, zegt de boer. Maar waar komt dat onkruid dan vandaan?
Grote schoonmaak?
Zullen wij alles wat niet op de akker hoort, maar even uitroeien, vragen de knechten. Ze staan te popelen om aan de slag te gaan, Met man en macht willen ze het onkruid te lijf gaan. Want het bederft het werk van hun heer.
Aan de ene kant hoop ik dat u/jij dit herkent. Want het is waar: het onkruid bederft het werk van Christus. Door het evangeliezaad wat gestrooid wordt, komen mensen tot geloof! Verheerlijken ze God. Dat uiten ze in hun leven. Maar door het onkruid wat de duivel rondstrooit, blijven mensen ongelovig. Moeten ze niets van God weten. Dat laten ze zien in hun daden.
Als je zelf door Christus gegrepen bent, laat dat je niet koud. Het kan je pijn doen en benauwen. Dan sta je te trappelen om er iets aan te doen.
Het onkruid
Christus heeft een onverzoenlijke vijand. De duivel zet alles op alles om het werk van Christus te verstoren en om de klad erin te krijgen. Hij zaait het onkruid ’s nachts als alle mensen slapen. Niemand heeft het in de gaten. We merken het pas wanneer het kwaad al geschied is, als de vruchten openbaar komen. Je denkt dat alles goed is, maar intussen ontkiemt in de grond het onkruid al.
Zo gaat dat in gezinnen. Je hebt als ouders je kinderen het goede voorgehouden. Jarenlang leef je in de veronderstelling dat alles in orde is. En dan ineens kom je tot de ontdekking: wat daar groeit is geen tarwe, maar onkruid. Hoe kan dat nu? Dat heb ik toch niet gezaaid?
Zo kan dat in de gemeente gaan. Jarenlang kan het onkruid onherkenbaar zijn. En dan herken je het: links en rechts om je heen. En je vraagt je af: waar komt het toch ineens vandaan?
Nou, het was er al een hele tijd. Lang geleden heeft de duivel het al gezaaid. Meer hoefde hij niet te doen. Het kwam vanzelf wel op.
Risico
Je verwacht niet anders dan dat de boer uit de gelijkenis zal zeggen: natuurlijk kan dat zo niet blijven. Vooruit aan de slag. Maar… hij verbiedt dat!
Wat?! Vindt Christus het onkruid dan niet zo erg? Laat de aanwezigheid van het onkruid Hem uiteindelijk onverschillig? Is Hij zo tolerant, dat Hij vindt ook het onkruid recht van bestaan heeft?
Nee, zo is het niet! Bij Christus is er voor onkruid geen plaats. Straks bij de oogst wordt het verzameld en verbrand.
Dat de boer verbiedt het onkruid uit te trekken vindt zijn motivering in zijn zorg voor de tarwe. Zijn knechten zouden met al hun goede bedoelingen en in hun ijver om de akker zuiver te houden ook de tarwe kunnen schaden.
Christus is bang dat er met het onkruid ook tarwe uitgetrokken zal worden. Dat moet voorkomen worden. Zijn zorg voor de tarwe gaat zover, dat Hij bereid is het onkruid dan maar zolang te verdragen.
Christus’ zorg voor de tarwe.
In de dagen van Jezus waren de Farizeeërs bekende onkruidwieders. Ze wilden Gods akker keurig schoon houden. Zodra ze ergens onkruid meenden te zien, gingen ze er op af en trokken ze het uit. Hoeren. Tollenaars….
Denk aan die Samaritaanse vrouw. Volgens de Farizeeërs een duidelijk geval van onkruid. Ze was een Samaritaanse. En ze woonde samen met iemand die haar man niet was.
Denk aan Paulus in de tijd dat hij de gemeente van Jezus vervolgde. Als dat geen onkruid is, weet ik het niet meer, zou je zeggen. Veronderstel dat hij toen was uitgeroeid?! Wat een schade zou er zijn toegebracht aan de tarwe!
Wij zien aan wat voor ogen is, maar God ziet het hart aan. Bovendien is er verandering mogelijk. Mensen die eerst ‘tot het onkruid behoren’, kunnen later blijken ‘tarwe’ te zijn!
Jezus wil dat niet, dat wieden bij voorbaat! Hij wil niet dat er ook maar één van Zijn kinderen verloren zal gaan!
Laat ons uw koren zijn, o Heer, niet op de wind verwaaien
als kaf, maar groeien U ter eer, tot Gij Uw oogst komt maaien!
F. Wijnhorst, v.d.m.
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Meditatie Jeremia 3:14
Keer terug, ontrouwe kinderen. Ik zal u (aan)nemen,
één uit een stad, twee uit een geslacht!
Kom terug!
God roept Zijn volk op tot bekering. Dat is geen reparatie! Dan wordt je leven opgeknapt, zodat het weer mee kan. Dat is geen restauratie! Dan wordt je leven zoveel mogelijk in de oude staat hersteld. Dat is vernieuwing! Dan wordt je leven totaal anders zodat God weer in het middelpunt staat. Waarom laten we God zo vaak en zo lang wachten? Het hoge woord moet eruit! Zó dat ons hart er onder breekt! Helaas, dát wil vaak bij ons maar niet over de lippen komen! Vader, ik heb U pijn gedaan! Vader, ik heb U vergeten! Vader, ik heb iemand anders, iets anders, meer liefde en aandacht gegeven dan U!
Welkom?
Misschien zegt iemand: God zal me zien aankomen! Trouwens, word ik wel geroepen? Heeft Hij mij wel op het oog? Want, Hij zegt er toch iets bij? Eén uit een stad en twee uit een geslacht. Dat kun je bepaald geen royale uitnodiging noemen. Misschien huivert een ander. Het kan toch bijna niet minder?! Wordt door deze woorden de deur van de genade niet bijna op het nachtslot gedaan?!
Verdraaien
Er zijn van die teksten in de Bijbel, die nogal eens uit hun verband worden gerukt. Die teksten gaan dan een eigen leven leiden. Soms wordt een tekst zo verdraaid, dat wij er het tegendeel in horen, van wat God ons zeggen wil! Ik denk aan de satan. Hij is er altijd op uit om de liefde van God te verkleinen. Of in een verkeerd daglicht te stellen. Hij kent deze tekst uit z’n hoofd en citeert hem maar al te graag. Hij praat mensen in de put door te zeggen: zie je wel, het zijn er maar bar weinig die God zal aannemen. Eén uit een stad en twee uit een geslacht! Reken maar niet dat jij daar bij hoort!
Gods bedoeling?
Willen deze woorden zeggen dat God er uit Krabbendijke maar eentje aanneemt? Dat er per gratie twee tot geloof mogen komen uit een godsdienstig geslacht? Toegegeven, het zijn woorden die in onze tijd steeds meer in vervulling gaan. Inderdaad is er in de grote stad soms nog maar één gezin uit een flat of straat die ernst maakt met God. Inderdaad zijn er soms in een hele familiekring nog maar twee die iets kennen van de vreze des Heeren. Maar deze woorden zijn niet bedoeld als een beperking. Zo van: God heeft er maar één of twee op het oog. Deze woorden zijn bedoeld als een verruiming. Zo van: voor God zijn één of twee niet te min!
De deur blijft open!
Wij mensen houden over het algemeen van grote aantallen. Wij raken onder de indruk van het massale. Wij willen graag tellen. Kerkgangers. Catechisanten. Avondmaalsgangers. In ons land worden kerken gesloten als er minder dan 30 of 20 mensen komen. Bij God gaat de deur nooit dicht! Al is het er maar één. Al komen er maar twee. Dat is voor God niet te min! In de hemel wordt niet gewacht met blij te zijn als het getal van de bekeerlingen de moeite waard is. Jezus zegt: – en Hij kan het weten! – “Er is blijdschap in de hemel over één zondaar die zich bekeert!”
Op z’n breedst!
Deze woorden vormen niet het evangelie op z’n smalst, maar op z’n breedst! Stel je voor dat er inderdaad maar één of twee door God geroepen werden. Dan zouden alle anderen kunnen zeggen: ik wilde wel komen, maar het kon niet! Er was er al één! Er waren er al twee! Dan zouden we – wat we stiekem zo graag doen! – God de schuld kunnen geven dat we verloren gaan. Ik wilde wel, maar Hij had mij niet op het oog! Keer terug, ontrouwe kinderen! Al is het er maar één uit een stad of twee uit een geslacht! Dat wil beslist niet zeggen dat God het bij die ene of bij die twee wil laten! Dat wil wel zeggen: God heeft het behoud van de enkeling op het oog! Het is Hem te doen om u persoonlijk! Om jou! Nu is er niemand voor wie het niet kan! Nu is er niemand die bij voorbaat wordt buitengesloten. Laat u door anderen niet tegenhouden! Ook niet binnen de familie! Al zou u de enige zijn! Wat zegt u? Ik wil nog even wachten tot ik mijn man of mijn vrouw ook kan meekrijgen. De tekst maakt duidelijk dat er geen reden is waarom de één op de ander zou wachten! Eén alleen is niet te min! Nú is het de dag van de zaligheid! Hoor Zijn belofte: Ik zal u aannemen! Zal! Daar kunt u van op aan! Dat is zo zeker als twee maal twee vier is! Die belofte is rood ondertekend met Jezus’ bloed! God zegt: wie tot Mij komt, zal Ik nooit wegsturen! God zal nooit zeggen: het aantal is bereikt! Jij bent teveel!
Van harte welkom!
Ik zal u naar Sion brengen. Jeruzalem. Wij mogen misschien wel zeggen: het nieuwe Jeruzalem! Wees maar niet bang, er is daar geen plaatsgebrek. Geen woningnood. In het huis van Mijn Vader zijn veel woningen! Het wordt een schare die niemand tellen kan! Stel niet uit! Van uitstel komt meestal afstel!
Al kwam er uit een stad slechts één,
die wederkeerde naar de Heere,
of uit een ver geslacht maar twee,
die eindelijk gaven Hem de ere,
God liet hen aan de poort niet staan!
maar nam hen vol ontferming aan!
ds. F. Wijnhorst
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Handelingen 2:42
Zij volhardden in de leer van de apostelen, in de gemeenschap, in het breken van het brood en in de gebeden.
Een fotoalbum
’t Is altijd weer een aardige bezigheid. Bladeren in je fotoalbum. Je ziet hoe je er vroeger uitzag. Je kan vaststellen of je veel of weinig veranderd bent. Soms zeg je: precies dezelfde! Soms kost het meer moeite om te zien dat het in beide foto’s om één en dezelfde persoon gaat.
Zullen we eens bladeren in het fotoalbum van de kerk? In Handelingen 2 wordt een foto getoond van de pasgeboren christelijke gemeente. Het gevaar is aanwezig dat we zeggen: wat heb je daar nu aan? Zo’n vergeelde foto. Toch… laten we die foto van 2000 jaar geleden maar eens leggen naast een foto van Hervormd Krabbendijke in 2021. Kunt u zien dat het om dezelfde gemeente gaat? Of kost het u moeite? Natuurlijk, een jeugdfoto kan nooit voor 100% gelijk zijn aan een foto van diezelfde persoon op 80-jarige leeftijd. Dat spreekt vanzelf. Het zwarte haar is grijs geworden. Het blozende gezicht heeft rimpels gekregen. Misschien draagt de persoon in kwestie nu een bril. Maar wanneer je met de beste wil van de wereld geen enkele gelijkenis kunt ontdekken, dan is het de vraag of het wel om dezelfde persoon gaat. Want bepaalde trekken, bepaald kenmerken, moet je toch kunnen herkennen.
Zij volhardden….
Dat ene woordje valt op: volhardend. Het was bepaald geen bevlieging. Geen opwelling. Je hebt mensen die een tijdje warm lopen voor de dienst van God. Ze zijn laaiend enthousiast. Maar na kortere of ietwat langere tijd blijft er niets van hun bezieling over. Er staat een punt achter hun geloof. Achter het dienen van God. Die eerste christenen waren volhardend. Hoe konden zij dat? Waren zij super christenen? Nee! Ze waren in zichzelf klein van moed en zwak van krachten. Ze deden het ook niet in eigen kracht. Ze deden het in de kracht van de Heilige Geest, Die hen aanspoorde om te volharden.
…. in de leer van de apostelen
Petrus schrijft in één van zijn brieven: verlang als pasgeboren zuigelingen naar de zuivere melk van het Woord, opdat u daardoor groeit. Een prachtig beeld. Iedereen weet hoe elke pasgeboren baby intens naar melk kan verlangen. Kenmerkend voor die jonge christenen was een geweldige honger naar het Woord van God. Wat is het dieet om te groeien in het geloof? Die eerste christenen lazen de Bijbel als een liefdesbrief. Die lees je niet oppervlakkig. Die lees je stuk. Zo’n dieet is niet makkelijk. Je moet er soms wat voor laten. Die hobby. Dat tv programma. Maar wil je geestelijk niet ondervoed raken, wil je niet schralen in je liefde tot God, in je geloofszekerheid, in je geloofsblijdschap, dan moet je volharden in de leer van de apostelen.
….. in de gemeenschap
Een pasgeboren kind heeft méér nodig dan alleen melk. Ook nestwarmte. Die eerste christenen hingen niet als los zand aan elkaar. Ze zochten elkaar op. Ze hielden elkaar vast. Misschien krijgt u een kleur van schaamte. Gemeenschap. Onderlinge liefde. Hoe vaak gebeurt het niet als dat onderwerp ter tafel komt, dat dan de hoofden worden geschud. Dan moet u één ding niet over het hoofd zien. Ze hadden toen een band met elkaar, omdat ze een band hadden met Christus. Wie klaagt over gebrek aan liefde, die moet beginnen bij het begin. Die moet zelf eerst luisteren naar de indringende vraag van Jezus: jij… heb jij Mij lief?! Gemeenschap betekent niet: voortdurend contact zoeken met mensen met wie je het goed kunt vinden. Gemeenschap dat betekent: elkaar aanvaarden, elkaar liefhebben, omdat Jezus ons allemaal zo uitnemend heeft liefgehad! Achtgeven op elkaar, met dezelfde ogen als Jezus. Om net als Jezus je hart te laten spreken.
… in het breken van het brood
Wat wordt daarmee bedoeld? De één denkt aan de gezamenlijke maaltijden die ze toen in de gemeente hadden. Liefdemaaltijden. De ander denkt aan het Heilig Avondmaal. De meeste denken aan beiden. Want zo’n liefdemaaltijd werd meestal afgesloten met de viering van het Heilig Avondmaal. Het breken van het brood… toen ik dat las, zag ik het weer voor me. Die moeder die haar baby een fruithapje gaf. Naast de melk een extraatje. Een versterkend middel. Bij het Heilig Avondmaal staat de tafel gedekt in het midden van de gemeente. Een hele karige maaltijd. Per gast één stukje onbelegd brood en één slokje wijn. Toch is dat een versterkend middel. Het zijn de tastbare bewijzen van Jezus’ liefde. Hij is voor ons gestorven. Hij is voor ons opgestaan. Hij is ons voorgegaan. Neem, eet, drink, want de weg zou anders te zwaar zijn!
….. in de gebeden
Wat heeft een baby nog meer nodig? Ik denk aan gezonde lucht om te kunnen ademen. Gezonde lucht om te kunnen groeien in het geloof, waar vind je die? In de stilte. In de binnenkamer. U kent de uitdrukking: het gebed is de ademhaling van de ziel. Inademen en uitademen. Gods kracht en Gods genade inademen. Je zorgen en je zonden uitademen. Zeg nou zelf: onregelmatige ademhaling is toch een bewijs dat er iets niet in orde is. Het kan de duivel niet zo veel schelen als wij van alles en nog wat organiseren. Hij vindt het prima als christenen vechten om bijkomstigheden. Maar o wee als wij volhardend bidden. In de kerk. Op een gebedskring. In de binnenkamer. Dan staat de hel op haar achterste benen. Dan wordt de duivel actief. Waarom? Omdat hij weet: onze God ontfermt Zich op het gebed.
Herkenning?
Daar hebt u de complete foto van de pasgeboren gemeente. Laten we de foto van onze gemeente, van ons leven, er naast leggen. Is het te zien dat het om dezelfde gaat? Of kost dat moeite? Zou het niet kunnen dat deze foto ons tot bekering roept? Terug naar dat begin! Handelingen 2 eindigt met de woorden: en de Heere voegde dagelijks (niet af en toe!) mensen die zalig werden (geen meelopers!) aan de gemeente toe. In die tijd geen afbrokkelende gemeente. Een groeiende gemeente! De oorzaak? De Heere deed het! Dat maakt ons bescheiden. Ootmoedig. Afhankelijk. De Heere deed het! Dat geeft ons vertrouwen. Hoop. Moed. Nog een oorzaak? Ja, er ging toen wat van de gemeente uit. Ze had werfkracht door echt gemeente te zijn!
Eén in de naam van Jezus.
Eén zin en één gemoed.
Eén in ’t geloof der schriften.
Eén in ’t verzoenend bloed.
Eén Vader, Die ons liefheeft.
Eén Zoon, Die stierf aan ’t kruis.
Eén Geest Die leidt door ’t leven.
En straks één vaderhuis.
ds. F. Wijnhorst
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Meditatie 1 Korinthe 15:7
Daarna is Jezus aan Jakobus verschenen….
Jakobus voor Pasen
Wat weten we van Jakobus, de (half-)broer van Jezus voor Pasen? Niet zo heel veel. In ieder geval: hij heeft niet veel in Jezus gezien. Er staat Jezus’ broers geloofden niet in Hem! (Johannes 7: 5) Wie dacht Hij wel dat Hij was?! De Messias? Hij?! Hun eigen broer?! Kom nou! Dat blijkt overduidelijk uit een voorval in Kapernaüm. Jezus doet daar wonderen. (Markus 3: 21) De één na de ander komt tot Hem om genezen te worden. Tenslotte is de rij van wachtende patiënten zo groot dat zelfs het eten er bij inschiet. Als Zijn familieleden dat horen, gaan ze erop af. Ze willen Jezus daar weghalen. Want er wordt door de Schriftgeleerden gezegd dat Hij niet goed bij Zijn verstand is. Stel je voor! Zij zullen er nog een slechte naam door krijgen. Het moet maar eens afgelopen zijn met Zijn fratsen. Dat Jezus bezig is met de dingen van Zijn hemelse Vader, dat zien ze niet. Dat willen ze niet zien. Ongeloof!
Ongelovige kinderen
Dat probleem heeft zich dus ook voorgedaan in het gezin van Jozef en Maria. De zorg om kinderen die niet van Jezus willen weten. Herkenbaar. U hebt uw zoon laten dopen. U hebt uw dochter opgevoed rondom een open Bijbel. U nam ze trouw mee naar de kerk. Maar ondanks dat uw kind zó a.h.w. in de buurt van Jezus is groot geworden, is hij/zij nooit tot persoonlijk geloof in Jezus gekomen. Eén ding wordt wel duidelijk: geloof, dat is geen zaak van bloedverwantschap. Van familierelatie. Al ben je familie van Jezus, je hebt geen streepje voor in het Koninkrijk van God! Niemand kan dat Koninkrijk binnengaan, tenzij hij/zij wederom geboren wordt!
Jakobus met Pasen
Als Jezus sterft en begraven wordt dan is Jakobus in geen velden of wegen te zien. Moeder Maria staat daar alleen, bij het kruis en het graf! Zonder kinderen. Hartverscheurend! Maar…. Jezus heeft Jakobus niet afgeschreven! Wij zouden dat misschien wel hebben gedaan. Er hoeft maar heel weinig te gebeuren, of wij kijken de ander met de nek aan. We willen niets meer met hem te maken hebben. Dan Jezus! Hij laat zelfs Zijn ongelovige broer Jakobus niet vallen! Hij zoekt hem op! Hij praat het uit! Nee, Jakobus heeft Jezus niet opgezocht. Om schuld te belijden. Om zijn ongeloof te belijden. Misschien was hij wel bang voor striemende verwijten. Het initiatief ging van Jezus uit. Door deze ontmoeting komt er een verandering in het leven van Jakobus. Het geloof breekt door. De broer wordt in één keer broeder. Broeder van Jezus. De bloedband tussen Jezus en Jakobus wordt verdiept tot een geestelijke band!
Jezus overwint alles!
Dat is het geheim van de opstanding! De opgestane Heiland heeft door Zijn kracht de dood overwonnen! Maar als Hij de dood kan overwinnen, dan kan Hij toch zeker ook ons ongeloof overwinnen! Onze onverschilligheid. Onze onwil. Niemand hoeft te denken: voor mij kan het niet. Ik kan nooit tot geloof komen. Of…. voor mijn kind kan het niet. Hij/zij zal nooit het hart geven aan de Heere Jezus. Vergeet niet dat het Pasen is geweest! Jezus leeft! Voor Hem bestaan er geen hopeloze gevallen!
Jakobus na Pasen
Vlak na de hemelvaart is Jakobus te vinden in de kring van Jezus’ volgelingen. Ze zijn bijeen in een bovenzaal. Ze bidden eendrachtig om de uitstorting van de Heilige Geest. En wat staat er dan op de presentielijst? Deze allen – en dan volgen de namen van de 11 discipelen – waren daar en Maria, de moeder van Jezus en…… Jezus’ broers! (Handelingen 1: 14)
Blijkbaar heeft Jakobus, na die ontmoeting met Jezus, zich aangesloten bij de andere volgelingen van Jezus. Dat spreekt toch vanzelf?! Als we Jezus lief krijgen, dan krijgen we ook de gelovigen lief. Wie Jezus toebehoort, die wil graag bij Zijn gemeente horen. Christus en de Zijnen zijn nu eenmaal aan elkaar verbonden. Onlosmakelijk. Zoals het hoofd aan het lichaam!
Een volgeling van Jezus
Wat blijkt uit het Bijbelboek Handelingen? Dat Jakobus één van de geestelijke leiders is geworden van de eerste christengemeente. Een man van gezag, naar wie wordt geluisterd. Trouwens… Jakobus heeft ook een brief in de Bijbel op zijn naam staan. Ook uit die brief blijkt hoe de verhouding tussen Jakobus en Jezus is geworden na de opstanding. Hij stelt zich voor als dienstknecht van God en de Heere Jezus Christus! Dienstknecht! Moet u zich voorstellen! Iemand die aanvankelijk niets in Jezus zag, die zegt nu: Hij is mijn Meester! Ik ben Zijn dienstknecht! Zó is het bij Jakobus geworden na Pasen! Hij gaat niet meer zijn eigen gang. De wil van Jezus stempelt zijn doen en laten. De wil van Jezus bepaalt heel zijn leven!
Een drieluik
Zullen we, voordat we het drieluik sluiten er nog één blik op werpen? Want we stonden er niet voor om er als een toeschouwer naar te kijken. Op een afstand. Vrijblijvend. Als u er goed naar kijkt, dan ziet u iets heel wonderlijks gebeuren. Van dat middelste paneel stapt ineens Iemand van dat doek af. Jezus! Hij gaat voor u staan. Een heel persoonlijke ontmoeting! Hij zegt: toe, geef Mij jouw hart!
M’n kind geef Mij je hart
– de sleutel van je leven -!
Toe, maak een nieuwe start…
Ik zal je leiding geven.
ds. F. Wijnhorst
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Meditatie Johannes 19:18
Daar kruisigden ze Hem en met Hem twee anderen, aan elke kant één, en Jezus in in midden.
Geluk
Verlangt u naar geluk? Zou een beetje succes welkom zijn? Dan heb ik goed nieuws voor u! Het stond in een reclamefolder! Het kost u zo’n dertig euro. Een magisch blauw kruis. Als je dat kruisje draagt, toegegeven, het ziet er heel decoratief uit, dan zal het je heel veel geluk brengen. U wilt weten van welk bedrijf die reclamefolder was? Wat het bestelnummer van dat kruisje is? Nou, daar kunt u lang op wachten, want van mij krijgt u het niet! Waarom niet? Omdat ik geen greintje geloof hecht aan dat verhaal! Dat magische blauwe kruis maakt u alleen maar zo’n dertig euro armer! Geluk? Succes?
Wie wil dat niet! Maar je maakt mij niet wijs dat dát in zo’n kruisje verborgen zit!
Aanbod
Dan heb ik een heel ander aanbod voor u! Een heel ander kruis. ’t Stond op die heuvel daarginds! Eerlijk is eerlijk: ‘t is bepaald niet decoratief. ’t Is maar van gewoon hout. Ruw hout. Maar… je kunt erop vertrouwen! Het geeft écht geluk! Wat dat moet kosten, dát kruis? Het is niet te koop! Je kunt het krijgen. Het is gratis! Maar… het werkt alleen als je het aan je hart drukt. Als je gedenkt hoe Jezus daaraan gehangen heeft!
Weg met Hem!
In gedachten zien we Hem gaan. Jezus. Hij wordt eruit gezet! Uit Jeruzalem! Uit de stad waar Zijn Vader woont. Uit de stad waar het huis van Zijn Vader staat! Duizenden pelgrims hebben, toen ze in optocht naar Jeruzalem gingen, gezongen: Jeruzalem, dat ik bemin, wij treden uwe poorten in… Maar Jezus moet eruit! In Jeruzalem, in de stad waar Zijn Vader woont, in de stad waar het huis van Zijn Vader staat, is voor Hem geen plaats! In gedachten zien we Hem gaan. Jezus. Op weg naar die heuvel daarginds….. Daar kruisigden ze Hem! En aan elke zijde ook nog eentje.
Zijn escorte?
Wie dat zijn, die twee anderen? Dat zijn zeker twee van Zijn trouwste discipelen? Zijn ere-escorte? Nee! Het zijn twee moordenaars! Sommigen denken dat Pilatus dat zó heeft bedacht. Om de Joden belachelijk te maken! Hij is toch de Koning der Joden?! Moet je kijken tussen wie Hij hangt! Dat is Zijn gevolg! Zijn hofhouding! Anderen denken dat de Schriftgeleerden dat zó hebben bedisseld. Om Jezus een trap na te geven. Hij is toch een Vriend van zondaren?! Moet je kijken tussen wie Hij hangt! Soort zoekt soort. Waar je mee omgaat, daar word je mee geëerd. Moeten we vooral niet zeggen: zó heeft God heeft gewild! Opdat vervuld zou worden wat Jesaja al zei. Hij is onder de overtreders geteld. (53: 12)
In het midden
Op die heuvel daarginds hangt Jezus in het midden en die twee moordenaars, aan elke zijde één. Nee, ’t is bepaald niet het gezelschap dat wij graag zoeken! Wie gaat regelmatig op visite bij een moordenaar? Daar voelen wij ons te fatsoenlijk voor! Dat is onze stand niet! Toch… die twee hangen er op Golgotha maar niet wat bij. Alsof zij er niet toe doen! Zij hangen daar om te laten zien voor wie Jezus gekomen is. Voor wie Hij geleefd heeft. Voor wie Hij straks zal sterven! Toen Jezus geboren werd, kwamen er herders op geboortebezoek. Mensen die niet mee telden. Tijdens Zijn leven dineerde Jezus niet met de burgemeester van Jeruzalem. Hij ging om met lichte vrouwen en zware jongens! En nu… Kijkt Jezus naar links of rechts, dan ziet Hij iemand die door anderen met de nek werd aangekeken. Een gevallen mens! En diep gevallen mens! In dát gezelschap is Jezus op Z’n plaats!
Links van Jezus
Op die heuvel daarginds scheiden zich de wegen! Die twee hangen niet alleen links en rechts. Ze gaan ook links en rechts. Wat blijft dat altijd weer aangrijpend. Jezus hangt in het midden! Zijn beide armen wijd uitgebreid. Alsof Hij Zijn beide metgezellen de hand wil reiken. Alsof Hij Zijn beide metgezellen bijeen wil vergaderen. Maar die ene, links van Jezus, verhardt zich. Hij slaat, om zo te zeggen, de uitgestoken hand van Jezus weg! Wat houdt hem buiten de hemel? Z’n zonden? Hij is immers een moordenaar? Nee! Z’n onverschilligheid. Z’n ongeloof. Zo is het een wrak op het strand, een baken in zee! Voor u. Voor mij!
Rechts van Jezus
Die andere, rechts van Jezus, geeft zich over. Hij gaat, om zo te zeggen, voor Jezus door de knieën! Hij stamelt: het kruis, de straf, de doodstraf is in mijn geval terecht. Nou en?! Hij draagt toch geen magisch blauw kruis? Dat zou geluk brengen! Dat zou – om zo te zeggen – alle deuren van de wereld openen. Maar wat heeft hij daar op dit moment aan? Nou even en hij blaast z’n laatste adem uit! Dan dat ruwhouten kruis! Dát opent de poorten van het paradijs! Dankzij Jezus die daar aan dát kruis hangt, zal je gelukkig zijn! Nu! En voor eeuwig!
De Middelaar
Op die heuvel daarginds hing Jezus in het midden! Ook in het midden tussen God en mensen! De Middelaar! De Bemiddelaar! Die hemel en aarde verenigt tesaam! Jezus in het midden. Hét middelpunt! Die plaats wil Hij ook hebben in ons leven. In ons hart. Verlangt u naar geluk? Echt geluk? Klem u dan aan Golgotha ’s kruis! Daar waar Jezus Zijn leven gaf tot verzoening voor al uw zonden!
Dat kruis droeg mijn straf,
nam de schuld van mij,
’t werd de toegang voor mij tot Gods troon!
ds. F. Wijnhorst
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Meditatie Romeinen 8:26
Evenzo komt ook de Geest onze zwakheden te hulp,
want wij weten niet wat wij bidden zullen zoals het behoort.
Hulpbehoevend
Vindt u bidden moeilijk? Daar hoeft u zich niet voor te schamen. Neem Paulus. Hij staat bepaald niet in de kinderschoenen van het geloof. Maar hij slaat zichzelf niet op de borst. Hij pocht niet over zijn bekwaamheden. Integendeel. Hij heeft het over ‘zwakheden’. Hij is tot geloof gekomen! Hij heeft Jezus leren kennen! Hij is gered, voor eens en voor altijd! Maar hij is bepaald geen gearriveerde christen die de schaapjes op het droge heeft. Hij blijft hulpbehoevend! Op welk punt? Paulus spitst het in dit geval op één punt toe. Op het punt van het gebed.
Onbekwaam
Laten we goed luisteren wat er staat. Paulus zegt niet: wij weten niet precies hoe wij zullen bidden. Helaas is dat wel waar. We bidden vaak nonchalant. Onzorgvuldig. Ongepast. Paulus zegt ook niet: wij weten vaak niet wat we bidden zullen. Ook dat is wel waar. In tijden van geestelijke inzinking. Van lauwheid. Van onverschilligheid. Tijdens zulke momenten bidden we misschien nog wel. We zeggen wat. Maar het komt niet uit ons hart. Paulus zegt het heel absoluut: Bidden zoals het behoort?! Daar brengen wij gewoonweg niets van terecht!
Inclusief mijzelf
Dat komt niet zo makkelijk over onze lippen! Wij menen het vaak juist zo goed te weten. Paulus kan er over mee praten. Vroeger wist hij alles! Hij dacht dat zijn gebed klonk als een klok! Sinds hij Jezus heeft leren kennen, heeft ‘ie het afgeleerd om hoog van de toren te blazen. Wij weten niet! Hij zegt niet: jullie, christenen in Rome, jullie weten niet. Jullie moeten het abc van het gebed nog onder de knie zien te krijgen. Jullie moeten nodig een Alpha cursus over het gebed gaan volgen. Paulus sluit zichzelf erbij in. Wij weten niet wat wij bidden zullen zoals het behoort.
Hopeloos?
Als je je eigen gebedslevens onder de loep legt, dan kan je je alleen maar schamen! Wat onbeholpen! Wat oppervlakkig! Wat vergeetachtig! Wij weten niet wat goed voor ons is! Je bidt om welvaart, maar is dat wel een zegen die je dichter bij God brengt?! Je bidt om een partner, maar is dat wel Gods bedoeling met jouw leven?! Wij proberen vaak God voor ons karretje te spannen. Bidden, zoals het behoort, dat is super moeilijk! Dat is onmogelijk! Maar als ons bidden dan toch niet deugt, zullen we er vandaag dan maar een punt achter zetten? Is dat de bedoeling van onze tekst? Natuurlijk niet!
Een machtige Hulp!
Paulus spoort ons aan om het van de Heilige Geest te verwachten! Hij is dé Gebedshulp bij uitstek!! De Heilige Geest lijkt sprekend op die moeder. Ze leert haar kleine peuter lopen. Hoe doet ze dat? Ze zet dat jochie niet op de grond. Hij zou gelijk omvallen. Ze pakt hem onder z’n okseltjes vast. Ze tilt hem op. Zowaar, het jochie staat met z’n voetjes op de grond. Hij tilt z’n kleine pootjes op. Hij zet z’n eerste, kleine, kromme pasjes. Doet ‘ie dat zelf? Welnee, hij wordt geholpen, gedragen door z’n moeder. Toegegeven, er komt een moment dat hij geen hulp meer nodig heeft. Dat is bij ons bidden anders. Wij blijven op de Heilige Geest aangewezen. Levenslang! U vindt dat hopelijk toch niet teleurstellend?! Deprimerend?! Dit is juist enorm bevrijdend! Wij hoeven niet krampachtig zo goed mogelijk te bidden! Wij hoeven niet geforceerd ons gebed voor God aanvaardbaar te maken. De Geest komt ons in onze zwakheden te hulp! Altijd!
Mag Ik u voorgaan?
Zullen we samen bidden? Hoe vaak zeg je dat niet als dominee? In de kerk. Bij mensen thuis. Dan ga je voor in het gebed. In de hoop dat de anderen echt meebidden! Maar ook een dominee moet zeggen: ik weet niet te bidden zoals het behoort. Zullen we samen bidden? Er is er Eén, Die het altijd wel kan zoals het behoort. De Heilige Geest! Kleine kinderen leer je bidden. Je zegt het gebed vóór! Je doet dat met enorm veel geduld. Zo leert de Heilige Geest ons bidden. Hij legt ons de woorden in de mond. In het hart. Misschien ben je bang dat je gebed bij God als gebrabbel in de oren zal klinken. Vrees niet! Onze armzalige klanken vertaalt de Geest zo dat ze God als muziek in de oren klinken! Zo wordt het een gebed zoals het behoort. Naar Gods bedoeling. Waar God met vreugde naar hoort!
Vader, met geheven handen,
breng ik U mijn dank en eer!
’t Is Uw Geest, die mij doet bidden,
Lof, aanbidding, onze Heer!
ds. F. Wijnhorst
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Meditatie Lukas 1:13
Uw gebed is verhoord
Horen…..
Wilt u ons horen èn verhoren. In Jezus naam. Amen. Ik moet denken aan die man, die als hij hardop bad, altijd eindigde met dat zinnetje. Eigenlijk zijn dat twee dingen. Horen. En verhoren. Luisteren èn reageren. Maar als God één ding zou doen, als God alleen maar zou luisteren, dan is dat toch al geweldig?! Helaas staan we daar weinig bij stil. Het gaat bij ons vaak alleen om de verhoring. Om de reactie. Om Gods antwoord. Dat vinden wij het belangrijkste. Maar als God horen wil, naar wat ik op m’n hart heb, dan is dat toch al een grote zegen?! Horen…. luisteren…. naar mij…. Mensen doen dat vaak niet! Ze hebben geen belangstelling. Ze hebben totaal geen tijd. Ze zijn mijn verhaal beu. Horen…. tijd nemen voor mijn gebed…. aandacht schenken aan wat ik op m’n hart heb… als God dat wil doen, dan is dat een grote zegen!
…. en verhoren
Toch: horen èn verhoren! Want je wilt toch ook een reactie! De vervulling van je gebed! En als dat nou niet gebeurt? Geen verhoring! Wat dan? Denk dan aan Jezus! Jezus heeft dat ook ervaren! Geen verhoring! Hij bad, in de hof van Gethsémané, toen hij ter dood veroordeeld zou worden, toen hij aan het kruis geslagen zou worden: Vader, als het mogelijk is, laat dit aan Mij voorbijgaan! Dat vroeg Hij! Maar die wens werd niet vervuld. Geen verhoring! Hij moest wel sterven aan het kruis! Toch…. en het is goed om daar oog voor te krijgen: Jezus’ wens werd dan niet vervuld. Maar een andere wens wel. Gods wens! Is dat niet enorm belangrijk! Als je eigen wens niet in vervulling gaat, geen verhoring, dan hoef je niet teleurgesteld te zijn. Want dat wil niet zeggen dat er niets gebeurt! Er gebeurt wel degelijk wat! Gods wens gaat in vervulling! Gods wens die heilig is en goed! Een onverhoord gebed is niet iets negatiefs. Een onverhoord gebed is iets positiefs. Gods wens gaat door! Houd dat vast! Ziende op Jezus!
Gebedsverhindering
Van Zacharias en Elisabeth lezen we dat ze een goede verhouding hadden tot God en tot elkaar. Dat kwam vooral tot uitdrukking in het gebed! Petrus schrijft dat de verhouding tussen man en vrouw goed moet zijn opdat de gebeden niet worden belemmerd! (1 Petr. 3:7) Als de verhouding tot elkaar niet goed is, als je boos bent, als je niet kunt vergeven, als je met een hart vol wrevel en ergernis rondloopt, dan kan je niet bidden! Natuurlijk, je kunt je handen wel vouwen! Natuurlijk, je kunt je knieën wel buigen! Maar je kunt niet oprecht bidden!
Overgave
Zacharias en Elisabeth hadden geen kinderen. Ongetwijfeld zullen ze er dikwijls om gebeden hebben. Maar de verhoring blijft uit. Er werd geen kinderstem gehoord. Toch zeiden Zacharias en Elisabeth God niet vaarwel. Ze bleven bidden. Ze hadden een binnenkamer waar ze alles met God bespraken. Daar werden alle geheimen van hun hart met God gedeeld. De verlangens. Het verdriet. Daar werd op den duur ook gevraagd om overgave. Want toen er geen kind kwam, toen het niet meer mogelijk was, er staat: Elisabeth was onvruchtbaar, er staat ook: ze waren beide op hoge leeftijd gekomen, toen zullen ze ongetwijfeld hebben gebeden om overgave. Je hebt mensen die zich passief neerleggen bij het onvermijdelijke. Ze zeggen: nou ja, het zijn geen mensen die je het aandoen. Ze berusten. Passief. Handen over elkaar. Ik denk dat Zacharias en Elisabeth het actief bij God hebben gebracht. Ze hebben biddend in vertrouwen gezegd: wat God doet dat is welgedaan, Zijn wil is wijs en heilig! Ze gaven het over. Actief. Gevouwen handen.
Toch verhoord
Maar wat gebeurt er? Als zij het gebed om de kinderzegen hebben moeten staken. Je moet tenslotte nuchter zijn. Wat krijgen ze uitgerekend op dat moment te horen? Uw gebed is verhoord! Een wens, een vraag, een gebed is niet terzijde gelegd als er geen antwoord komt! Alleen de verhoring vindt plaats op Gods tijd en wijze! Misschien zijn we zelf al die gebeden inmiddels vergeten. God niet! God heeft een geweldig sterk geheugen! Uw gebed is verhoord! Want, God kan oneindig veel meer doen dan wij ooit denken of bidden. (Efeze 3: 20) Zij dachten: wij zijn oud. Volgens de natuur kan het niet meer. Maar volgens God kon het wel. En… hun zoon zou niet zomaar de eerste de beste zijn. Hij zou een unieke taak krijgen. Hij zou de heraut zijn van de Messias. God geeft meer! Wij bidden vaak om zilver. En wat doet God? God geeft ons goud!
Leerschool van het gebed
Het gaat er om dat wij leren dat het niet het belangrijkste is dat wij op onze wenken worden bediend. Dat het wel het belangrijkste is dat onze gebeden dienstbaar mogen zijn voor Gods plan. God is getrouw, Zijn plannen falen niet! Wij keren het vaak om. Wij denken dat wij de architect zijn. Wij ontwerpen een plan. En we benoemen de Heere God tot uitvoerder van onze plannen. Het gaat er om dat wij leren: God is de grote Architect! En Zijn plannen, met ons, met onze kinderen, gaan vaak uit, boven denken en bidden!
Laat Hem besturen, waken.
‘t Is wijsheid wat Hij doet.
Zo zal Hij alles maken,
dat gij u verwonderen moet.
Als Hij Die alle macht heeft,
met wonderbaar beleid,
geheel het werk volbracht heeft,
waarom u thans nog schreit!
ds. F. Wijnhorst
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Meditatie Romeinen 8:34b
….Die ook voor ons pleit.
Wat koop je daarvoor?!
Jezus gaat naar de hemel…. Wat koop je daarvoor, zei die ene catechisant. Jezus in de hemel….. Nou en?! Voor Hem is dat de heerlijkheid! Dik verdiend na dat zware lijden! Kan Hij uitrusten. Fijn voor Hem. Daar ben ik ook wel blij om. Maar verder… Wat word ik daar wijzer van? Wat koop ik daarvoor?! Toen was er die andere catechisant. Die gaf dat onvergetelijke antwoord. Jezus in de hemel… Daar koop je niets voor! Daar krijg je heel veel voor. Je mag weten; ik heb een Heiland, Die leeft om te bidden!
Een climax
Die ook voor ons pleit. Dat is geen terloopse opmerking van Paulus. Zo even tussen neus en lippen door. Een stukje bladvulling. Het is een climax. Een climax is een opeenvolging van steeds sterkere uitdrukkingen. Ik denk aan Kees. Die zei van z’n meisje: ze is lief. Meer nog: ze is een schat. Ze is een juweeltje. Nee, ze is mijn alles! Zo schrijft Paulus: Christus is het Die gestorven is. Ja wat meer is: Die ook opgewekt is. Die ook aan de rechterhand van God is. Die ook voor ons pleit.
Niet werkeloos
De gelovigen mogen weten: Jezus is niet werkeloos in de hemel. Hij zit niet met de armen over elkaar. Het is niet: uit het oog, uit het hart. Integendeel: Hij zet Zijn werk op een bijzondere wijze voort! Leefde Hij eens – 33 jaar – ons ten goede hier! Nu leeft Hij – altijd – ons ten goede dáár! Jezus zegt niet: Ik heb Mijn taak vervuld en nu na gedane arbeid, nu is het zoet rusten. Ik heb nu recht op pensioen. Of, om de kerkelijke term te gebruiken: Ik ga met emeritaat. Ik ben uitgediend! Als Jezus naar de hemel vertrekt dan is dat om dáár Zijn volgelingen verder van dienst te kunnen zijn.
Tegenwoordige tijd
Paulus schrijft niet: Die aan ons denkt! Of: Die ons als het nodig is te hulp komt! Of: Die ons nooit aan ons lot overlaat! Dat had Paulus ook allemaal kunnen schrijven. Maar hij schrijft: Die ook voor ons pleit. Daarmee drukt Jezus Zijn bijzondere zorg voor Zijn volgelingen op aarde uit. Die voor ons pleit. Dat is geen verleden tijd. Dat is geen toekomende tijd. Dat is tegenwoordige tijd. Daar is Hij ook vandaag mee bezig! Eigenlijk staat er in het Grieks: Die voortdurend, Die permanent voor ons pleit. Niet: zo nu en dan! Niet: als het Hem uitkomt! Niet: als Hij even tijd heeft! Nee, je kunt eigenlijk lezen: die 24 uur per dag voor ons pleit.
Overwinnaar
Op aarde maakt het nogal uit wie er wat vraagt. Is het een verliezer? Of is het een overwinnaar? Is de persoon in kwestie onbelangrijk? Of is ’tie vooraanstaand? Wie is Jezus, Die voor ons pleit? Dat is Hij Die aan de rechterhand van God is. Die omschrijving moet u goed begrijpen. Dat wijst niet op een plek. Dat wijst op een functie. Dat wijst op een koninklijke functie. Jezus ligt daar niet op de knieën. Als een smekeling. Het zit daar op de troon. ’t Is een pleidooi van de Overwinnaar!
Pro Deo
Jezus neemt het in de hemel op voor Zijn volgelingen. Hij doet een goed woordje. Op Hem mag altijd een beroep worden gedaan. Wat er ook is voorgevallen in ons leven! In ons land komt het wel eens voor dat een advocaat iemand niet wil verdedigen. De misdaad is te verschrikkelijk. Maar Jezus zal niemand Zijn diensten weigeren. Niemand die met oprecht berouw Hem in de arm neemt! En….omdat Jezus Zelf met Zijn bloed heeft betaald, helpt Hij gratis! Pro Deo! Tussen haakjes: Hij heeft nog nooit een rechtszaak verloren!
Vergeving
Als ik dus vergeving nodig heb, en dat heb ik nogal eens…. Als God Zelf met de vinger bij de letter van de wet mij aanklaagt, en ik heb geen been om op te staan…. Als ik alleen maar door de knieën kan gaan en kan smeken om genade…. dan mag ik weten dat Jezus voor mij pleit! Heerlijk! Vergeving! Niet doordat mijn schuld wordt verdoezeld. Niet doordat er allerlei verzachtende omstandigheden worden aangevoerd. Vergeving, dankzij Jezus’ voorbede!
Dezelfde
Jezus is nog precies Dezelfde als Hij was op aarde! Even bereidwillig! Even vol ontferming! Zie dan op Hem! Ik hef mijn ogen op naar de hemel…. vanwaar ik dag en nacht, bijstand, hoogste bijstand verwacht!
Want…
Aan Gods rechterhand gezeten,
zal Hij nimmer mij vergeten!
Maar bewogen met mijn lot,
Pleit Hij voor mij, steeds bij God!
ds. F. Wijnhorst
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Meditatie Efeze 3:20
Hem nu die bij machte is te doen ver boven alles wat wij bidden of denken…
Een verlanglijstje
Een verlanglijstje. Dat krijgen ouders nogal eens onder ogen van hun kleine kinderen. Als ze jarig zijn, bijvoorbeeld. Allerlei grote en kleine wensen worden via dat lijstje meegedeeld. Of het haalbaar is, of het betaalbaar is, daar wordt vaak niet bij stilgestaan. Kleine kinderen denken altijd groot van hun ouders. Groot van hun vermogen. Groot van hun mogelijkheden.
Een lofprijzing
Weet u wat geweldig zou zijn? Als er op zo’n lijstje niet alleen allerlei wensen zouden voorkomen, maar ook allerlei lofprijzingen. Als er niet alleen zou worden meegedeeld: ik wil heel graag dit hebben….of: u zou me een groot plezier doen met dat….Maar dat er ook zou staan: u bent een fijne vader, of: u bent een goede moeder, of: jullie zorgen uitstekend voor mij. Lofprijzingen. Goed spreken, groot spreken van je ouders! Wat zou dat fijn zijn!
Bidden
Bidden is meer dan alleen maar je verlanglijstje bij God op tafel leggen. Bidden is niet alleen vragen! Bidden is ook danken en loven. Bidden is ook aanbidden! In Efeze 3: 14 – 21 vertelt Paulus dat hij bidt en wat hij bidt! Je zou kunnen zeggen: hij dient bij God een verlanglijstje in. Wensen die hij heeft voor de christenen in Efeze. Maar voor alle duidelijkheid: het zijn niet alleen allerlei wensen! Hij eindigt met een lofprijzing!
Een machtige Vader!
Wat zegt Paulus over God? Hem nu, Die bij machte is te doen, ver boven alles wat wij bidden of denken. ‘t Is een lofprijzing! Tegelijk fungeert die lof ook als pleitgrond! Juist omdat God is, zoals Hij is, juist omdat Zijn macht en heerlijkheid onze stoutste verwachtingen overtreft, juist daarom mogen we ook grote dingen van Hem verwachten. Wat een wonder! Hoe vaak wordt er niet kleingelovig gebeden? ‘t Haalt toch niets uit! ‘k Zal het toch wel niet krijgen! Paulus zegt: God is bij machte te doen wat wij bidden of denken! Hij kan alles, wat Hij wil. Wat zijn liefde wil bewerken, ontzegt hem zijn vermogen niet! Paulus gaat nog een stapje verder. Hij zegt: God is bij machte te doen boven wat we bidden of denken. Paulus gaat zelfs nog een stapje verder. Hij zegt: God is bij machte te doen ver boven wat we bidden of denken.
Zo zal Hij alles maken….
Paulus’ lofprijzing wil zeggen: vraag maar veel! Vraag maar alles! Wij bidden tot een God die bij machte is te doen! Geen God, Die slechts aanhoort! Geen God, Die maar laat tobben! Wij hebben een God, Die hoort! En… Hij is bij machte oneindig veel meer te doen dan wij bidden of denken.
Wat blijft er dan over? Verwondering! Aanbidding! Dat je zegt: dit had ik nooit kunnen denken, durven denken!
Laat Hem besturen, waken
’t is wijsheid wat Hij doet
Zo zal Hij alles maken,
dat gij u verwonderen moet!
Ds. F. Wijnhorst
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Meditatie Hebreeën 10:24 en 25b
En laten wij op elkaar letten door elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken.
…… en dat zoveel te meer als u de grote dag ziet naderen.
Vogels van diverse pluimage
Als je in de kerk komt, dan valt het direct op. Het zijn vogels van diverse pluimage. Wat er allemaal in de kerk zit? Zal ik eens wat noemen? Kakelende kippen. Prachtig zingende nachtegalen. Schitterend gevederde pauwen. Nieuws doorvertellende postduiven. Saaie huismussen. Kwekkende eenden. Napratende papegaaien Fleurig geklede parkieten. Hoe komen al die verschillende vogels bij elkaar in die grote kooi van de kerk? Dát is nu het unieke van de kerk! Daar zoek je elkaar namelijk niet uit! Daar word je aan elkaar gegeven! Iedere vogel, zoals hij gebekt is.
Broeders en zusters
God geeft ons aan elkaar als broeders en zusters. Natuurlijk niet om langs elkaar heen te leven. Zo van: ben ik mijns broeder hoeder?! Vandaar het appèl: laten we op elkaar letten! Hoe moet je dat invullen? Moet ik achter de geraniums zitten gluren wat een ander uitspookt? Helaas gebeurt dat soms in de omgang met elkaar. Dan letten we op elkaar met minder fraaie bedoelingen. Moet je hem zien, zeggen we dan met een toon van minachting. Moet je kijken wat zij heeft gedaan, met een toon van leedvermaak.
De bewogenheid van Christus
Als de schrijver oproept: laten we op elkaar letten, dan moet dat gebeuren met de liefde van Christus! Is het u wel eens opgevallen hoe Jezus naar mensen keek? Hij keek bewust naar mensen, waar een ander z’n neus voor ophaalde! Hij had oog voor mensen, waar een ander z’n hoofd demonstratief voor omdraaide! Hoe keek Jezus dan? Niet vanuit de hoogte! Niet met minachting! Niet veroordelend! Hij was vol innerlijke ontferming bewogen! De schrijver bedoelt dus: laten we op elkaar letten met hetzelfde hart en met dezelfde ogen als Christus, Die persé niet wil dat er ook maar één mens verloren gaat!
Samen gemeente zijn
Gemeentelid zijn is geen vrijblijvende zaak. Wij vormen samen één geheel. Wij vormen samen het lichaam van Christus. In dat lichaam kan geen lid worden gemist. Anders is dat lichaam verminkt. De leden van Christus’ gemeente lijken op een groep bergbeklimmers. Eén is ons voorgegaan! Eén is als eerste aangekomen! Dat heeft Hem wel bloed, zweet en tranen gekost. Dat heeft Hij zelfs moeten bekopen met Zijn leven. Maar Hij stond op uit de dood. Hij bereikte als winnaar de top. Dankzij Hem mogen wij – hopelijk met elkaar(!) – de bergtop halen. Als bergbeklimmers zien dat het voor eentje te zwaar wordt, dan wachten ze op elkaar. Ze laten eentje die valt niet aan z’n lot over. Ze willen niet dat er eentje achter blijft. Dat is geen sociale controle. Geen bemoeizucht. Dát is samen gemeente zijn!
Aanvuren tot liefde en goede daden
Als er sprake is van onoplettendheid, van onverschilligheid, van onbewogenheid, dan wordt het heel kil in de gemeente. IJskoud! Dan loop je het gevaar van onenigheid, van jaloezie, van haat, van nijd. Maar als je op elkaar let, van harte, dan gaat de gloed van de liefde branden! Dan krijg je een uitslaande brand van goede daden. Als je hoort dat iemand ziek is, als je merkt dat iemand eenzaam is, als je in de gaten hebt dat er zorg is in een gezin, dan lokt dat je uit tot een briefje, een telefoontje, een bezoekje, om de ander te bemoedigen! Om zo elkaar te laten merken dat je meeleeft! Niet om door de mensen gezien en geprezen te worden. Niet om de voorpagina van het kerkblad te halen. Als je het daarvoor doet, heeft het geen enkele waarde! Laat je licht zo schijnen voor de mensen, dat zij jouw goede daden mogen zien en je Vader, Die in de hemel is, mogen verheerlijken!
Hij komt!
Laten we op elkaar letten, want…de dag van Jezus’ wederkomst komt eraan!
Dát gebruikt de schrijver als laatste, indringend appèl om naar elkaar te blijven omzien. Om liefde te betonen. Om goede daden te verrichten. We weten uit de Bijbel: in de eindtijd zal de liefde van velen verkillen. Het egoïsme zal hoogtij vieren. Het ‘ik’ tijdperk. We weten ook uit de Bijbel: in de eindtijd zal er verval zijn. Satan weet dat hij nog maar een korte tijd heeft. Hij wil ons laten afhaken! Daarom: heb oog voor elkaar! Er mag op die grote dag toch niemand gemist worden?!
Elk spoor’ de ander in de strijd,
tot liefde aan, tot dienstbaarheid,
tezamen biddend, wakend!
ds. F. Wijnhorst
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Meditatie Mattheus 21: 37
Tenslotte stuurde Hij Zijn Zoon naar hen toe… !
Vrede op aarde?
Straks zal het weer uit volle borst worden gezongen. Vrede op aarde! Maar kan je dat wel zingen? Daar zijn ruzies tussen buren. Daar is geharrewar tussen familieleden. Daar is onenigheid tussen collega’s. Vrede op aarde?! Wie de kranten leest, wie naar het journaal kijkt, die durft dat toch niet meer in z’n mond te nemen? Trouwens, ook binnen de kerken, waar je anders zou mogen verwachten, is vaak onenigheid. Elkaar bekritiseren. Elkaar verketteren. De onvrede neemt alleen maar toe. Alle vredespogingen ten spijt.
Oorzaak
Hoe komt dat toch, dat er zo weinig vrede is te zien? Laten we er niet omheen draaien. Al die haat en nijd, al die ruzies en dat geharrewar, al dat geweld en die oorlogen, ’t is allemaal een gevolg van het feit dat we God de oorlog hebben verklaard. Het is allemaal een gevolg van de grootste opstand aller tijden in het paradijs. Vijanden van God, dát zijn we geworden. En daardoor vijanden van elkaar. En capituleren ligt ons niet! Tenzij…..God ons te sterk wordt!
Vredesvoorstel!
Hoe doet hij dat? Door ons te overweldigen? Door ons onschadelijk te maken? Nee, door ons vrede aan te bieden! Een vredesvoorstel op ongelofelijke voorwaarden! Nu word ik benieuwd, want u weet zelf wel hoe moeizaam die vredesonderhandelingen altijd verlopen. Dat is altijd een eindeloos trouwtrekken over voorstellen en voorwaarden. God doet een vredesvoorstel met voor ons zeer gunstige voorwaarden! Tegelijk moeten we zeggen: het is Gods ultimatum. Gods laatste aanbod. Het laat zien dat het God ernst is. Maar het laat ook zien dat God van harte bereid is om tot het uiterste te gaan.
Gods reactie
Iemand hoeft ons maar één keer lelijk te behandelen, iemand hoeft ons maar één keer op het hart getrapt te hebben en hij heeft het voorgoed verbruid. Wij willen niets meer met hem te maken hebben. We zinnen op wraak. En God? God zendt Zijn Zoon! Dat is Zijn vredesvoorstel. Verder kan Hij niet gaan. Verder zal Hij niet gaan! Tenslotte…!! Dat is Gods laatste aanbod. Gods ultimatum. En wat moeten wij doen? Onze wapens neerleggen. Capituleren. Door de knieën gaan voor zo’n liefdevolle God! Een overgave van je hart en je leven! Vragen: wat wilt U dat ik zal doen? Zeggen: tot Uw lof en dienst bereid! Dan ontvang je in je hart een vrede die het verstand te boven gaat!
De gevolgen
Soms wordt er tijdens de kerstdagen een tijdje niet gevochten. Een kerstbestand. Daarna gaan de gevechten gewoon op oude voet verder. Wie knielt voor deze God, die mag weten: de vrede met God is duurzaam! Die geldt heel ons leven! Die geldt ook in het uur van onze dood. En die vrede zal vruchten afwerpen in het leven van elke dag. Dan zorgt de Heilige Geest dat er werkelijk ontwapening komt. Dan wordt die ruzie bijgelegd. Die kapotte verhouding herstelt. Dan worden we persoonlijk vredestichters. Dan mogen we tekenen zien van het vrederijk dat eens in volle heerlijkheid zal doorbreken!
Ja, vrede zal op aarde dagen.
God heeft in de mens behagen!
Zalig die naar vrede vragen,
Jezus geeft die, hoort Zijn stem!
ds. F. Wijnhorst
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Meditatie Hebreeën 10: 25a
Laten wij de onderlinge bijeenkomst niet nalaten…..
Of je zonder de kerk geloven kunt? Natuurlijk, wat dacht u!
Je komt ze overal tegen: mensen die nooit meer naar de kerk gaan, maar beslist nog wel geloven.
Neem nu mijn overbuurman.
Hij gaat zondags nooit naar de kerk.
Hij slaapt uit. Hij drinkt rustig een kopje koffie met z’n vrouw.
Hij wandelt langs de Oosterschelde als het weer het toelaat.
Reken maar dat die zondag voor hem een echte rustdag is!
Trouwens, ik heb hem nooit horen schelden of vloeken.
Ik heb hem nooit dronken gezien.
Ik weet uit betrouwbare bron dat hij voor de kankerbestrijding een flink bedrag geeft in de collectebus.
Denk je nou echt dat hij ongelovig is geworden sinds hij niet meer naar de kerk gaat?
Geen sprake van! Hij bidt nog altijd voor het eten.
Hij leest zelfs af en toe uit de Bijbel.
Hij wil, als het op zondag regent, ook wel eens kijken naar ‘Nederland zingt’.
Nee, ik weet het zeker: je kunt ook wel geloven zonder de kerk.
Toch wil ik graag nog wel één kanttekening maken.
Zou je ook kunnen blijven geloven zonder de kerk?
Denk je nu echt dat je dat volhoudt, een leven lang: geloven zónder de kerk?
Wil je nu echt beweren dat de kinderen van mijn overbuurman ook nog wel zullen geloven?
Verwacht je nu werkelijk dat zijn kleinkinderen nog zullen weten wie Jezus was?
We hebben de kerk nodig. Broodnodig. Ik weet best dat je een tijdje zonder brood kunt leven.
Maar dat moet niet te lang duren. Anders ben je dood. Morsdood.
Wil je geloof in de hemelse Vader niet verschralen, wil je hoop in de blijde toekomst niet verschrompelen, wil je liefde tot de medemens niet vermageren, dan moet je in de kerk zijn.
Dáár wordt je geloof, hoop en liefde gevoed.
U hebt gelijk: je kunt best geloven zonder de kerk.
Maar of je zonder de kerk ook kunt blijven geloven?
Dat geloof ik niet!
ds. F. Wijnhorst